geschreven door Madelon Beljaars
geschreven op 23 februari 2023

Massaclaim voor bagagemedewerkers: Gaat u nog onbezorgd op vliegvakantie?

Alwéér zijn de bagagemedewerkers van Schiphol in het nieuws. Dit keer niet zozeer vanwege de personeelstekorten en de salarissen, maar omdat duidelijk is geworden dat de bagagemedewerkers veel te zwaar sjouwwerk verrichten tijdens de werkzaamheden.

Zorgplicht werkgever bij beroepsziekten

Een werkgever heeft op grond van de wet een zorgplicht om werknemers te beschermen tegen het oplopen (fysiek, maar ook psychisch) letsel door het werk. Als uitgangspunt geldt dat indien een werknemer gezondheidsschade oploopt in de uitoefening van zijn werk, de werkgever daar in beginsel voor aansprakelijk is. Slechts als de werkgever kan aantonen dat hij aan zijn zorgplicht heeft voldaan of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer, dan ontkomt hij aan aansprakelijkheid.

De Arbeidsinspectie heeft op Schiphol onderzoek gedaan. De uitkomst van dat onderzoek laat weinig aan de verbeelding over. Er waren onder andere (veel) te weinig tilhulpmiddelen beschikbaar en er werd niet voldoende op toegezien dat de middelen (op de juiste manier) door de medewerkers werden gebruikt. Een heel aantal bagagemedewerkers heeft inmiddels gezondheidsklachten ontwikkeld zoals rugklachten, spierscheuringen, etc.

Zijn de gezondheidsklachten ontstaan door de werkzaamheden?

Bij beroepsziekten is doorgaans sprake van langzaam intredende gezondheidsklachten. Hierdoor is de ontstaansoorzaak van die klachten achteraf niet altijd met nauwkeurigheid vast te stellen. Het is dan vaak niet duidelijk of de oorzaak überhaupt werkgerelateerd is.

Om een werknemer bij beroepsziekten tegemoet te komen in zijn stelplicht en bewijslast, hanteert de Hoge Raad de zogenaamde ‘arbeidsrechtelijke omkeringsregel’, waarbij de volgende uitgangspunten gelden:

  • De werknemer dient te stellen, en bij betwisting te bewijzen, dat hij zijn werkzaamheden heeft moeten verrichten onder omstandigheden die schadelijk kunnen zijn voor zijn gezondheid.
  • Daarnaast dient de werknemer te stellen, en bij betwisting aannemelijk te maken, dat hij lijdt aan een ziekte of gezondheidsklachten welke door die blootstelling kunnen zijn veroorzaakt.
  • De werkgever is dan aansprakelijk, op grond van het vermoeden dat de gezondheidsschade van de werknemer is veroorzaakt door de omstandigheden waarin deze zijn werkzaamheden heeft verricht, tenzij de werkgever kan aantonen dat hij aan zijn zorgplicht heeft voldaan.Met deze omkeringsregel wordt het de werknemer dus makkelijker gemaakt om het verband tussen zijn gezondheidsklachten en zijn werk aan te tonen. Hij krijgt in beginsel het voordeel van de twijfel, indien hij aan de vereisten weet te voldoen. Mocht de omkeringsregel toepassing missen, zal vaak een onafhankelijk medisch deskundige dienen te worden geraadpleegd om het verband aan te tonen.

    Massaclaim

    In Nederland bestaan er geen speciale ‘potjes’ voor mensen die een beroepsziekte ontwikkelen. Wel is recent de regeling tegemoetkoming stoffengerelateerde beroepsziekten in werking getreden waarbij in bepaalde gevallen een eenmalige vergoeding kan worden verkregen.

    Medewerkers die een beroepsziekte hebben ontwikkeld, zullen in de meeste gevallen dus zelf initiatief moeten nemen om de aansprakelijkheid jegens de (oud-)werkgever vast te (laten) stellen om een schadevergoeding te kunnen verkrijgen. Dat is vaak een tijdrovend en kostbaar proces.

    De FNV (Federatie Nederlandse Vakbeweging) bereidt nu voor de bagagemedewerkers een collectieve massaclaim voor. De FNV roept (oud) medewerkers zich te melden. Door de krachten te bundelen wordt hopelijk een goede oplossing bereikt voor de getroffen medewerkers.

    Meer informatie?

    Neem vrijblijvend contract op met Madelon Beljaars of één van de andere gespecialiseerde letselschadeadvocaten van ons kantoor.

     

geschreven door Maartje Klompers
geschreven op 20 januari 2023

Let op: Gladheid! Wat te doen bij een verkeersongeval?

Het winterse weer van de afgelopen dagen zorgt voor mooie plaatjes en sneeuwpret, maar het risico op verkeersongelukken neemt ook fors toe. Zelfs als we onze rijstijl aanpassen aan de weersomstandigheden zit een ongeval in een klein hoekje.

Wat moet je doen als je een ongeluk krijgt? Wij geven een aantal tips die van belang zijn voor het verhalen van je letselschade.

1. Schakel de politie in

Als er gewonden zijn of er ontstaat discussie over hoe het ongeluk heeft kunnen gebeuren, is het verstandig om de politie in te schakelen. Als de politie ter plaatste komt, zal de politie een proces-verbaal opstellen. Vraag de politie om een kopie van het proces-verbaal of om het nummer van het proces-verbaal. Zo kan achteraf een kopie van het proces-verbaal worden opgevraagd.

2. Noteer relevante gegevens

Door het ongeval ben je waarschijnlijk erg geschrokken. Probeer rust te bewaren en verzamel (en noteer!) in ieder geval de volgende gegevens:

  • Het kenteken van het andere voertuig (of andere voertuigen). Het is verstandig om hier foto’s van te maken.
  • Contactgegevens van alle betrokken partijen. Noteer iemands volledige naam, adresgegevens, telefoonnummer en emailadres. Vraag gerust om een identiteitsbewijs te mogen zien.
  • Contactgegevens van eventuele getuigen zodat later, indien nodig, om een getuigenverklaring kan worden gevraagd. Getuigenverklaringen kunnen als bewijs dienen in een letselschadezaak.

3. Maak foto’s

Foto’s zijn niet verplicht maar kunnen zeer belangrijk zijn als discussie bestaat over de aansprakelijkheid of schade. Maak voordat de voertuigen worden verplaatst foto’s van de voertuigen, de positie van de voertuigen op de weg en ten opzichte van elkaar, de schade, de weersomstandigheden, de plek van het ongeval, eventueel aanwezige verkeersborden, etc. Deze foto’s kunnen later als bewijs dienen in de letselschadezaak.

4. Vul het Europees Aanrijdingsformulier in.

Neem de tijd om samen met de andere betrokkenen een Europees Aanrijdingsformulier zo volledig mogelijk in te vullen. Zijn er meerdere bestuurders? Vul dan met iedere bestuurder een apart aanrijdingsformulier in. Ieder aanrijdingsformulier moet door beide bestuurders worden ondertekend. Controleer voor ondertekening of het formulier volledig is ingevuld en of de informatie op het formulier correct en goed leesbaar is. Ben je het niet eens met het aanrijdingsformulier dat de andere bestuurder heeft ingevuld? Teken het dan niet! In dat geval vul je ieder een eigen aanrijdingsformulier in.

5. Bezoek het ziekenhuis of de huisarts

Bel 112 als je zelf of iemand anders gewond is geraakt. Indien je op de spoedeisende hulp wordt onderzocht kan op een later moment bij de spoedeisende hulp-arts informatie worden opgevraagd. Als een bezoek aan de spoedeisende hulp niet nodig is omdat je alleen licht letsel hebt, is het toch verstandig dat je je huisarts bezoekt. Dit is belangrijk voor je eigen gezondheid maar het is ook belangrijk voor de letselschadezaak dat je letsel wordt vastgelegd door een arts. Documentatie van het letsel kan later namelijk als bewijsmiddel dienen in de letselschadezaak.

6. Bewaar bewijsmiddelen en houd een logboek bij

Na een ongeval komt er veel op je af. Om een compleet overzicht te hebben van de gevolgen van het ongeval en je letselschade, is het belangrijk om een logboek bij te houden. Schrijf daarin alle bezoeken aan een arts, de kosten die je maakt, de hulp die je krijgt van vrienden en familie in bijvoorbeeld het huishouden, etc. Bewaar de bonnetjes van de gemaakte kosten.

7. Schakel een letselschadeadvocaat in

Je staat er niet alleen voor. Het is belangrijk om direct na een ongeval een letselschadeadvocaat in te schakelen zodat je de schadevergoeding krijgt waar je recht op hebt. Het is goed om te weten dat een letselschadeadvocaat in de meeste gevallen kosteloos rechtsbijstand kan verlenen. Indien de andere partij aansprakelijk is, betaalt de verzekeringsmaatschappij van de andere partij de advocaatkosten.

Meer informatie?

Wij zijn gespecialiseerd in het bijstaan van letselschadeslachtoffers. Neem vrijblijvend contract op met Maartje Klompers of één van de andere gespecialiseerde letselschadeadvocaten van ons kantoor. We kunnen dan bespreken wat wij voor jou kunnen betekenen. Terwijl jij je focust op jouw herstel, gaan wij voor je aan de slag.

geschreven door Rob van der Steen
geschreven op 10 november 2022

Revalidatiearts in de letselschade

In de medische sector richten de meeste medische disciplines zich op het diagnosticeren en behandelen van ziektes en aandoeningen. De revalidatiearts daarentegen richt zich met name op het eindigen, verminderen en indien mogelijk voorkomen van de gevolgen ervan. Het primaire doel is het verhogen van de belastbaarheid van een slachtoffer waardoor de gevolgen van een aandoening op de mate van activiteit (wassen, aankleden, staan, lopen, hurken etc. ) en participatie (werken in loondienst of als zelfstandige, sociale relaties etc.) zo gering mogelijk is.

Hoe word je revalidatiearts

Revalidatiearts word je niet zomaar: het is een medisch specialisme. De aanvang is een 6-jarige opleiding Geneeskunde en daarna nog een 4-jarige specialistische opleiding tot revalidatiearts waarbij stages in ziekenhuizen en revalidatiecentra een belangrijk onderdeel zijn. Niet alleen theorie, maar dus zeer zeker ook met de voeten in de klei.

Rol revalidatiearts in de behandelend sector

Tijdens het herstelproces van een slachtoffer kan ook de revalidatiearts in beeld komen, vaak in een zogenoemd multidisciplinair traject. Zowel bij objectiveerbaar letsel (bijvoorbeeld een fractuur; pijn doordat iets kapot is) als niet-objectiveerbaar ( bijvoorbeeld whiplash; pijn maar niets kapot) kan na behandelingen in de eerste lijn een multidisciplinair traject aangewezen zijn. In zo’n traject staat het slachtoffer onder behandeling van een multidisciplinair team (fysio, ergotherapeut, psycholoog, maatschappelijk werker) en het team staat onder leiding van een revalidatiearts.

Het doel: niet alleen kijken naar het letsel zelf maar vooral naar de gevolgen in de dagelijkse leven. Hoe kan een slachtoffer zijn belastbaarheid verhogen, hoe kan een slachtoffer beter leren omgaan met zijn klachten en beperkingen etc.

Rol revalidatiearts in het medisch expertisetraject

In een letselschade is vaak een medisch expertisetraject nodig om door onafhankelijke deskundigen de klachten en beperkingen vast te laten stellen. In zijn algemeenheid beoordelen de medisch specialisten die diagnosticeren en behandelen naar de klachten en kijkt de verzekeringsarts naar de beperkingen. Echter, met name bij niet-objectiveerbaar letsel (whiplash) en subjectieve pijnklachten zorgt dit regelmatig voor veel problemen en discussies. Doordat er geen medische aantoonbare oorzaak is voor de klachten kan de verzekeringsarts geen objectieve beperkingen vaststellen en vastleggen in een belastbaarheidsprofiel. Hierdoor is de schade lastig vast te stellen

De revalidatiearts biedt uitkomst

Naar mijn mening biedt de revalidatiearts hier uitkomst doordat deze per definitie verder kijkt dan objectieve, functionele beperkingen. De revalidatiearts zal ook subjectieve klachten beoordelen en vertalen in beperkingen door te kijken naar de invloed van die klachten op het algemeen functioneren: mate van activiteit en participatie en verhouding tussen werk en privé. Op die manier kunnen ook subjectieve klachten en beperkingen geobjectiveerd worden waardoor een slachtoffer met succes aanspraak kan maken op schadevergoeding. Voor (subjectieve) pijnklachten kan de revalidatiearts zelfs gebruiken maken van de WPN classificatie[1] om pijnklachten te objectiveren.

Meer weten?

Neem gerust vrijblijvend contact op met Rob van der Steen of één van de andere letselschadespecialisten van ons kantoor. In veel gevallen kunnen wij aan slachtoffers kosteloos rechtshulp verlenen. De advocaatkosten zijn vaak te verhalen zijn op de (verzekeraar van de) aansprakelijke partij.

 

[1] Position Paper Chronische Pijn 2017, Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen

geschreven door Rob van der Steen
geschreven op 23 maart 2022

Elektrische fietsen veroorzaken twee keer zoveel ongelukken!

De elektrische fietsen zijn inmiddels niet meer uit het straatbeeld weg te denken. Voor het eerst zijn er in Nederland in één jaar meer elektrische fietsen dan ‘normale’ fietsen verkocht. Van het totaal aantal verkochte fietsen in 2021 was 52% elektrisch.
De elektrische fiets heeft niet alleen in Nederland, maar in heel Europa aan populariteit gewonnen. De coronapandemie heeft deze populariteit eigenlijk alleen maar vergroot. In 2020 zijn er in totaal 22 miljoen e-bikes verkocht in Europa.

Brengt deze verandering in de Nederlandse en Europese fietscultuur ook op juridisch vlak veranderingen met zich mee?

De ‘normale’ fiets

Een fiets zonder trapondersteuning is, net als een voetganger, altijd een zwakke verkeerdeelnemer. De wet beschermt deze zwakke verkeersdeelnemers bij een ongeval met een gemotoriseerde verkeersdeelnemer. Sterke verkeersdeelnemers dienen altijd rekening te houden met de zwakkere deelnemers om zwaar letsel en grote schade te voorkomen. De sterke verkeersdeelnemers zijn onder andere de auto, de bus, de motor en de scooter.

De snelheid van de elektrische fiets maakt het verschil

Er is bij de elektrische fietsen een belangrijk onderscheid tussen de fietsen die maximaal 25 km/uur gaan met trapondersteuning en de fietsen die sneller dan 25 km/uur kunnen met trapondersteuning. Wanneer een elektrische fiets maximaal 25 km/uur haalt wordt hij gekwalificeerd als een ‘normale’ elektrische fiets en is dus een zwakke verkeersdeelnemer.

Een elektrische fiets die harder kan dan 25 km/uur is een gemotoriseerde bromfiets. Voor deze fietsen gelden geen speciale aansprakelijkheidsregels en ze zijn geen zwakke verkeersdeelnemers. Bovendien brengt het rijden van zogenaamde Speed pedelecs en high speed e-bikes extra verplichtingen met zich mee. Er moet dan een bromfietskenteken en een achteruitkijkspiegel op de fiets zitten en de bestuurder moet een helm dragen. Verder moet de bestuurder een verplichte WA-verzekering afsluiten, minimaal 16 jaar zijn en een bromfietsrijbewijs hebben.

Een ongeluk zit in een klein hoekje

Elektrische fietsen gaan, vanwege de trapaandrijving, een stuk sneller dan de gewone fietsen, maar toch beschikken zij soms over een bijzondere rechtspositie in het huidige verkeersaansprakelijkheidsregime.  Dit is op zijn minst opvallend te noemen, aangezien de elektrische fietsen voor twee keer zo veel ongelukken zorgen als ‘normale’ fietsen. Deze ongelukken zijn over het algemeen ook ernstiger dan de ongelukken waarbij een niet-gemotoriseerde fiets is betrokken. Deze gegevens roepen vragen op of er voor elektrische fietsen niet een speciale rechtspositie gecreëerd moet worden.

Conclusie

Het is voor de eigenaren van elektrische fietsen dus belangrijk dat zij op de hoogte zijn welk type elektrische fiets zij bezitten. Eigenaren met een snelle e-bike kunnen namelijk voor 100% aansprakelijk worden gesteld wanneer zij betrokken zijn bij een ongeval. De normale aansprakelijkheidsregels zijn van toepassing. Bovendien moeten de bestuurders dan ook nog rekening houden met de extra verplichtingen.
Het rijden van Speed pedelecs of high speed e-bikes brengt dus extra risico’s en verantwoordelijkheden met zich mee ten opzichte van de e-bike met een hulpmotor tot 25 km/uur.

 

Meer weten?

Neem gerust vrijblijvend contact op met Rob van der Steen of één van de andere letselschadespecialisten van ons kantoor. In veel gevallen kunnen wij aan slachtoffers kosteloos rechtshulp verlenen, omdat de advocaatkosten vaak te verhalen zijn op de (verzekeraar van de) aansprakelijke partij.

geschreven door Maartje Klompers
geschreven op 4 maart 2022

Letsel op school

Nu de scholen weer volledig open zijn, zijn veel ouders en kinderen blij dat de kinderen weer naar school kunnen. Tijdens de schooluren moet de school zorgen voor een veilige omgeving waar ouders hun kinderen met een gerust hart naartoe kunnen brengen. De school moet doen wat redelijkerwijs mogelijk is om onveilige situaties te voorkomen. Een ongeluk zit immers ook op school in een klein hoekje en kan zomaar letsel veroorzaken.

Aansprakelijkheid school

Op 16 februari 2022 oordeelde de Rechtbank Oost-Brabant over een situatie waarbij een kind in groep 7 van de basisschool letsel had opgelopen tijdens een gymles. Volgens de ouders van de leerling had de gymdocent zijn zorgplicht geschonden en zij stelden de werkgever van de gymdocent aansprakelijk voor het letsel en de schade.

Scholen hebben een bijzondere zorgplicht. Deze zorgplicht is niet onbeperkt, maar gaat wel ver. De veiligheid van kinderen staat immers voorop. Het is belangrijk dat de school de juiste veiligheidsmaatregelen treft en dat voldoende toezicht wordt gehouden. Of de school haar bijzondere zorgplicht schendt, is steeds afhankelijk van de omstandigheden van het geval.

Wat is belangrijk?

Mocht uw kind letsel oplopen waarvoor iemand anders aansprakelijk is dan helpen wij u graag bij het verhalen van de schade van uw kind. Ook bij jeugdige slachtoffers is het belangrijk om na een ongeval direct in actie te komen en de gevolgen van het ongeval te documenteren. Bezoek daarom altijd een (huis)arts!

Meer informatie?

Neem vrijblijvend contact op met Maartje Klompers of één van de andere gespecialiseerde letselschadeadvocaten van ons kantoor. We kunnen dan bespreken wat wij voor u kunnen betekenen. Het is goed om te weten dat wij in veel gevallen kosteloos rechtsbijstand verlenen. Vaak kunnen wij de advocaatkosten verhalen op de aansprakelijke partij.

geschreven door Rob van der Steen
geschreven op 27 september 2021

Verkeersongeval zelfstandige; verzekeringsplicht opdrachtgever?

Werknemers in loondienst lopen helaas regelmatig letselschade op doordat zij voor hun werkzaamheden deelnemen aan het verkeer. Al geruime tijd staat vast in de rechtspraak dat een werkgever in het kader van “goed werkgeverschap” verplicht is om een behoorlijke verzekering voor haar werknemers af te sluiten, indien een werknemer letselschade oploopt bij een verkeersongeval. Voldoet de werkgever niet aan deze verzekeringsplicht, dan is de werkgever zelf schadeplichtig richting haar personeel.

Werknemer van de 21e eeuw: de zelfstandige

Sinds een aantal decennia neemt de flexibilisering van de arbeidsmarkt (waaronder het aantal zelfstandigen) alleen maar toe. In plaats van het klassieke loondienstverband is er steeds meer sprake van een verhouding opdrachtgever en opdrachtnemer. In deze verhouding zal het regelmatig voorkomen dat een zelfstandige in opdracht van zijn opdrachtgever werkzaamheden dient uit te voeren waarvoor hij als bestuurder van een motorvoertuig aan het verkeer moet deelnemen. Heeft een opdrachtgever in de relatie tot zijn opdrachtnemer dan ook de verplichting een behoorlijke verzekering af te sluiten voor het geval de zelfstandige bij verkeersdeelname letselschade oploopt?

Oordeel rechter

In 2019 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden overwogen dat de aanvullende werking van de redelijkheid en de billijkheid in de rechtsverhouding tussen een opdrachtgever en opdrachtnemer onder omstandigheden meebrengt dat op de opdrachtgever een verzekeringsplicht rust. Deze plicht is vergelijkbaar met de verzekeringsplicht die de opdrachtgever op grond van artikel 7:611 BW jegens zijn werknemer (in loondienst) heeft. Een van die bijzondere omstandigheden is de situatie dat een opdrachtnemer zich in een vergelijkbare positie bevindt als een werknemer die werkzaam is in loondienst van de opdrachtgever. Een andere omstandigheid van belang is of er sprake is van een gezagsverhouding of een samenwerking op basis van gelijkwaardigheid.

Hoge raad

Recent heeft de Hoge Raad zonder nadere motivering voornoemd oordeel in stand gelaten. Het gevolg hiervan is dat onder omstandigheden de opdrachtgever een verplichting heeft om een behoorlijke verzekering af te sluiten voor zijn opdrachtnemer die vanwege werkzaamheden deel dient te nemen aan het verkeer met een motorvoertuig. Zowel bij een ongeval als preventief is het van belang om de relevante omstandigheden in kaart te brengen en u te laten adviseren over de verplichting tot het afsluiten van een behoorlijke verzekering en/of schadeplichtigheid.

Meer weten?

Neem gerust vrijblijvend contact op met Rob van der Steen of één van de andere letselschadespecialisten van ons kantoor. In veel gevallen kunnen wij aan slachtoffers kosteloos rechtshulp verlenen, omdat de advocaatkosten vaak te verhalen zijn op de (verzekeraar van de) aansprakelijke partij.

geschreven door Rob van der Steen
geschreven op 27 mei 2021

Boete voor werkgevers bij arbeidsongevallen

Bij een arbeidsongeval is een werkgever doorgaans snel aansprakelijk voor het letsel van zijn werknemer. De getroffen werknemer heeft dan recht op schadevergoeding. De meeste werkgevers zijn gelukkig goed verzekerd, zodat de financiële gevolgen uiteindelijk meevallen.

Er zijn er echter ook onverzekerbare risico’s, zoals een bestuurlijke boete bij een arbeidsongeval. Op 26 mei 2021 bevestigde de Raad van State in vier afzonderlijke zaken dat een werkgever een forse boete verschuldigd is vanwege overtreding van de Arbowetgeving. Het betreft de volgende gevallen.

 

1. Spullen vallen van stelling op hoofd van medewerkster (boete € 23.625,-)

Een medewerkster heeft in een distributiecentrum in Geldermalsen na een bedrijfsongeval een hersenschudding opgelopen. Zij is voor behandeling in het ziekenhuis opgenomen. Het ongeval gebeurde toen een chauffeur met een reachtruck een pallet uit het hoogste niveau van een stelling haalde. Een deel van de pallet zakte naar beneden, waardoor spullen van de pallet vielen, op het hoofd van de medewerkster. De pallet kon zakken doordat diepteliggers, die zijn bedoeld om te voorkomen dat pallets verschuiven, waren verschoven.

Omdat de werkgever het gevaar te worden geraakt door voorwerpen niet zoveel mogelijk heeft beperkt, heeft zij artikel 7.4, derde en vierde lid, in samenhang gelezen met artikel 3.17 van het Arbeidsomstandighedenbesluit overtreden. De aanvankelijke opgelegde boete was € 72.000,-. Deze werd uiteindelijk gematigd naar een bedrag van € 23.625,-.

Uitspraak: Raad van State 26 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1112 (lees volledige uitspraak).

 

2. Werknemer valt 5,34 meter naar beneden op betonnen vloer van bouwterrein (boete € 8.100,-)

Tijdens werkzaamheden op een bouwterrein heeft zich een arbeidsongeval voorgedaan. Een ingeleende werknemer was bezig met het opruimen van bouwafval in een keuken op de eerste verdieping. Toen hij een op een gat in de vloer gelegen houten plaat van de grond had gehaald, is hij ongeveer 5,34 meter naar beneden gevallen op de betonnen vloer van de begane grond. Het slachtoffer heeft daarbij letsel opgelopen en is daarvoor in het ziekenhuis opgenomen geweest.

Aanvankelijk werd een boete van € 10.800,00 opgelegd aan werkgever wegens het niet naleven van artikel 3.16, eerste lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit. De Raad van State matigt de boete naar € 8.100,-.

Uitspraak: Raad van State 26 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1111 (lees volledige uitspraak).

 

3. Rand van kar raakt been medewerkster ter hoogte van achillespees (boete € 36.000,-)

Een ingeleende medewerkster heeft in het Home Shopping Center van werkgever na een ongeval haar achillespees gescheurd. Zij is voor behandeling in het ziekenhuis opgenomen geweest. Het ongeval gebeurde toen de werkneemster twee strekkarren aan het verplaatsen was. Ze had de strekkarren met de lange delen tegen elkaar aan gezet en trok ze achter zich aan. Toen ze een collega wilde vragen waar ze de strekkarren neer moest zetten, liet ze de strekkarren los voordat deze helemaal stil stonden. Eén van deze strekkarren reed verder naar voren en de onderste rand van de strekkar raakte daarbij haar rechterbeen ter hoogte van haar achillespees.

Het ongeval had voorkomen kunnen worden als de werknemer naast de strekkarren had gelopen en de strekkarren met de smalle gedeeltes tegen elkaar aan had geplaatst, zodat de strekkarren achter elkaar stonden tijdens het vervoer. Omdat de strekkarren niet zo werden gebruikt dat zoveel mogelijk werd voorkomen dat medewerkers daardoor getroffen zouden kunnen worden, heeft werkgever artikel 7.4, derde lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit overtreden. De Raad van State bevestigt de boete van € 36.000,-. Daarnaast heeft werkgever het ongeval niet onverwijld gemeld, wat een overtreding is van artikel 9, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet. Hiervoor is terecht een boete opgelegd van € 1.500.

Uitspraak: Raad van State 26 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1114 (lees volledige uitspraak).

 

4. Voet van medewerker raakt bekneld onder laadklep vrachtwagen (boete € 27.000,-)

Tijdens het assisteren bij het lossen van rolcontainers uit een vrachtwagen heeft een medewerker letsel opgelopen. De voet van de medewerker raakte bekneld onder de laadklep van de vrachtwagen. Als gevolg daarvan moest het topje van een teen van zijn rechtervoet worden geamputeerd.

Omdat werkgever het gevaar bekneld te raken tussen voorwerpen niet zoveel mogelijk heeft beperkt, heeft ze artikel 7.4, derde lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit overtreden. De rechtbank bepaalt de boete op € 27.000,- welke vandaag door de Raad van State is bevestigd.

Uitspraak: Raad van State 26 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1116 (lees volledige uitspraak).

 

Meer weten?

Wilt u als werkgever meer weten over uw aansprakelijkheid bij arbeidsongevallen? Of bent u als werknemer slachtoffer geworden van een ongeval tijdens uw werk? Neem dan contact op met Stijn Kerkhof of één van onze andere advocaten van de sectie Aansprakelijkheid, (letsel)schade en verzekering.

Jade Albert

geschreven door Jade Albert
geschreven op 19 mei 2021

Ongeval in de sportschool, wie is daarvoor aansprakelijk?

Eindelijk! Vandaag openen de sportscholen weer hun deuren. Hoe zorg je ervoor dat die comeback zonder risico’s verloopt? Een goed moment om stil te staan bij de volgende vraag: Als een lid van een sportschool letsel oploopt tijdens het sporten, kan een sportschool dan aansprakelijk worden gehouden?

Eigen verantwoordelijkheid

Sporten in de sportschool valt onder een zogenaamde sport- en spelsituatie, waarbij een verhoogde aansprakelijkheidsdrempel geldt. Dit betekent dat je als sporter een eigen verantwoordelijkheid hebt; je stelt je immers vrijwillig bloot aan uitdaging, competitie en risico dat kan resulteren in letsel of blessures. Een lid van de sportschool moet zich aan de veiligheids- en gebruiksvoorschriften houden. Daarnaast is van belang of de sporter zelf de risico’s redelijkerwijs kon inschatten en daarop zijn eigen gedrag kon en moest aanpassen. Of een risico redelijkerwijs kenbaar is, hangt bijvoorbeeld af van de aard en cultuur van de betreffende sport. Ook mag van een ervaren sporter meer oplettendheid en voorzichtigheid (inschatting van risico’s) worden verlangd, dan van een beginnende sporter.

Zorgplicht sportschool

Er zijn situaties waarin de sportschool wel aansprakelijk kan worden gehouden. Op de sportschooleigenaar of -houder rust een zogenaamde zorgplicht. Als sportschooleigenaar moet je zorgdragen voor een veilige omgeving. Leden mogen ervan uitgaan dat zij de faciliteiten en materialen veilig kunnen gebruiken. Dit betekent dat apparaten en materialen naar behoren werken en goed onderhouden zijn, maar ook dat de inrichting van de ruimte veilig is. Kun je bijvoorbeeld jezelf veilig verplaatsen in de ruimte door de bewegende apparaten? Materialen (bijvoorbeeld halters en dumbbells) moeten veilig geplaatst kunnen worden. Het rondslingeren van materialen moet worden voorkomen door een duidelijk en kenbaar opruimbeleid. Een hoogteverschil moet duidelijk worden aangegeven.

Daarnaast moet een sportschool zorgdragen voor gekwalificeerde trainers die voldoende begeleiding bieden en/of toezicht houden. Met name bij onervaren sporters of daar waar risicovolle situaties tijdens een training kunnen ontstaan. Leden moeten worden verplicht tot het gebruik van veiligheidsmaatregelen als dat noodzakelijk is.

Gevaarzettende situaties

Bij gevaarzettende situaties, bijvoorbeeld een defect apparaat of verhoging, moet de sportschool veiligheidsmaatregelen treffen, bijvoorbeeld het buiten werking stellen van het apparaat of een duidelijke waarschuwing. Of sprake is van een gevaarzettende situatie die voor rekening komt van de sportschool is afhankelijk van de volgende aspecten; de waarschijnlijkheid van onoplettendheid of onvoorzichtigheid van de leden, de kans dat door de gedraging schade ontstaat, de ernst van de mogelijke gevolgen en de bezwaarlijkheid van de te nemen veiligheidsmaatregelen. Naarmate de waarschijnlijkheid toeneemt dat een schadeveroorzakende gedraging zich zal voordoen, dat hierdoor (ernstige) schade kan ontstaan, worden zwaardere eisen gesteld aan de veiligheidsmaatregelen die de sportschool moet nemen ter voorkoming van schade.

Exoneratiebeding

Een sportschool kan een lid een overeenkomst laten tekenen, waarin aansprakelijkheid voor ongevallen wordt uitgesloten. Daarmee wordt bij voorbaat een beroep gedaan op de eigen verantwoordelijkheid van de sporter. Zo’n exoneratiebeding houdt echter vaak geen stand. Sporters zullen in de regel consumenten zijn, waardoor een dergelijke clausule buiten toepassing dient te blijven omdat deze onredelijk bezwarend is of naar redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.

Meer weten?

Wilt u meer weten of heeft u andere vragen over aansprakelijkheid of letselschade, neem dan contact op met Jade Albert of één van onze advocaten van de sectie Aansprakelijkheid, schade en verzekering.

geschreven door Rob van der Steen
geschreven op 26 maart 2021

Onderzoek excessief politiegeweld bij protesten Malieveld

Er is ophef ontstaan over het geweld dat de politie gebruikte bij de demonstraties op het Malieveld op 14 maart 2021. Op sociale media circuleren videobeelden van agenten die hard inslaan op een activist, terwijl hij met een bebloed hoofd op de grond ligt. Een politiehond bijt ondertussen in zijn been. Op een ander filmpje krijgt een vrouw een duw en belandt tegen de voorkant van een rijdend politiebusje.

Amnesty International

Mensenrechtenorganisatie Amnesty International riep het Openbaar Ministerie en de Haagse burgemeester op onderzoek te doen naar het optreden van de politie. Beelden wijzen volgens de organisatie op disproportioneel politiegeweld. Meerdere agenten hebben mensen ook met de wapenstok op het hoofd hebben geslagen. “Levensgevaarlijk en vrijwel nooit te rechtvaardigen”, zo schrijft Amnesty International op Twitter.

 

Maes Law

Op 15 maart jl. heeft collega-advocaat Bart Maes (Maes Law) aangifte gedaan bij de Hoofdofficier van Justitie tegen de politie en andere betrokkenen. Die aangifte is in behandeling genomen door het O.M. en een onderzoek is opgestart.

Inmiddels hebben zich de nodige getuigen en slachtoffers gemeld bij Maes Law. Dat kantoor zal die reacties inventariseren en individueel beantwoorden. Een update van Maes Law is hier te lezen.

Meer informatie

Indien u slachtoffer bent geworden van dit politiegeweld en u hebt letsel opgelopen, dan kunt u zich daarnaast melden bij MannaertsAppels. Wij onderzoeken de mogelijkheden van verkrijging van schadevergoeding voor alle slachtoffers van excessief politiegeweld.

U bereikt ons via ons telefoonnummer 013 – 583 8246 en/of het e-mailadres letselschade@mannaertsappels.nl.

 

 

Jade Albert

geschreven door Jade Albert
geschreven op 23 februari 2021

Wat als mijn kind zonder toestemming in mijn auto rijdt en een ongeval veroorzaakt?

Onze auto uitlenen doen we allemaal. Wanneer je de auto met toestemming uitleent aan je kind (of ieder ander) en die persoon veroorzaakt schade dan valt dit in principe gewoon binnen de autoverzekering. De mate van dekking hangt wel af van de gekozen dekkingsvorm.

In elk geval wordt de schade die de bestuurder aan (de eigendommen van) een derde heeft toegebracht vanuit de verplichte WAM-verzekering vergoed. Als eigenaar van de auto ben je volgens artikel 185 lid 2 Wegenverkeerswet óók aansprakelijk voor de daarmee veroorzaakte schade als je de auto door een ander doet of laat rijden. Daar doet niet aan af dat die ander, de bestuurder, een meerderjarig persoon is die voor zijn eigen daden verantwoordelijk gesteld kan worden. Er is dus in principe sprake van dezelfde dekking als wanneer je zelf in de auto zou hebben gereden. Maar hoe zit dat wanneer jouw kind zónder toestemming in jouw auto rijdt en een ongeval veroorzaakt?

Joyriding

In dat geval is sprake van joyriding. Dat is het rijden in andermans motorrijtuig, zonder dat de eigenaar hiervoor toestemming heeft gegeven. Er wordt een onderscheid gemaakt in joyriding met of na geweldpleging en zonder geweldpleging. In het geval van geweldpleging kan aan jou als eigenaar geen verwijt worden gemaakt dat iemand in jouw auto is gaan rijden. Bij joyriding zonder geweldpleging valt jou als eigenaar wel een verwijt te maken. Je hebt de joyrider in de gelegenheid gesteld om met de auto te rijden. De WAM-verzekeraar zal de schade die met de auto is veroorzaakt aan (de eigendommen van) derden wel vergoeden.

Verhaalsrecht WAM-verzekeraar

De WAM-verzekeraar zal die uitgekeerde schadevergoeding aan derden vaak proberen te verhalen op de eigen verzekerde en/of de joyrider. In beginsel is de joyrider zelf aansprakelijk voor de schade die hij veroorzaakt aan (de eigendommen van) derden. De eigenaar van de auto kan eveneens aansprakelijk worden gehouden.

Voldoende voorzorgsmaatregelen

Dit betekent dat, ook al heb je als ouder het kind geen toestemming gegeven om in de auto te rijden, je aansprakelijk bent voor de veroorzaakte schade, als door jouw zorgeloosheid het kind de gelegenheid tot rijden is verschaft. Of sprake is van ‘zorgeloosheid’ is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, zoals de bereikbaarheid van de autosleutels en de relatie met de joyrider. Zo is het niet de bedoeling dat de (reserve)autosleutel eenvoudig voor het grijpen ligt, maar de sleutel hoeft ook niet steeds achter slot en grendel opgeborgen te zijn.

Daarnaast is van belang de vraag of je er als ouder op bedacht had moeten zijn dat jouw kind stiekem de auto zou meenemen of dat het om een eenmalige baldadige actie gaat. Ook speelt mee de vraag of het kind een rijbewijs heeft of niet. Het ligt in ieder geval op de weg van de eigenaar van de auto om te stellen en te bewijzen dat je voldoende voorzorgsmaatregelen hebt genomen om joyriding te voorkomen.

Maak goede afspraken

Maak goede afspraken met kinderen (of anderen) over het gebruik van jouw auto. Rijdt iemand regelmatig in de auto, meld diegene dan bij de WAM-verzekeraar als regelmatige bestuurder. Als jouw kind niet in de auto of ander motorrijtuig mag rijden, zorg dan ervoor dat de sleutels niet bereikbaar zijn. En kinderen, vraag netjes toestemming aan je ouders!

Meer informatie?

Wilt u meer weten of heeft u andere vragen over aansprakelijkheid of letselschade, neem dan contact op met Jade Albert of één van onze advocaten van de sectie Aansprakelijkheid, schade en verzekering.

geschreven door Rob van der Steen
geschreven op 22 februari 2021

22 februari: Vandaag staan wij stil

Wij staan stil om diegenen te steunen of te herdenken die hebben geleden onder haat en geweld van anderen. Jaarlijks worden er nog steeds vele miljoenen mensen – kinderen en volwassen, vrouwen en mannen, armen en rijken – slachtoffer. Zij hebben na fysieke of mentale trauma’s vaak veel steun en zorg nodig.

Op 22 februari 1990 werd de eerste “European Day for Victims of Crime” in het leven geroepen door Victim Support Europe, de overkoepelende Europese organisatie die opkomt voor slachtoffers van misdrijven. Ongeacht het misdrijf, ongeacht wie het slachtoffer is, geeft die organisatie aan hen de nodige ondersteuning.

In Nederland kunnen slachtoffers terecht bij Slachtofferhulp Nederland. Circa 850 intrinsiek gemotiveerde vrijwilligers en 500 deskundigen staan bij Slachtofferhulp Nederland klaar voor alle slachtoffers. Ook daar staan we vandaag even bij stil. Het is hartverwarmend wat zij doen!

geschreven door Rob van der Steen
geschreven op 12 januari 2021

Dubbel pech: slachtoffer door ongeval én secundaire victimisatie door houding verzekeraar

Het zal je maar gebeuren; letselschade oplopen bij een ongeval door toedoen van een ander en vervolgens in de schaderegeling met de verzekeraar extra (psychische) schade oplopen door een trage gevalsbehandeling met een “alles betwistende” houding van de verzekeraar.

We noemen dit in de letselschade secundaire victimisatie. Iemand wordt naast het ongeval nogmaals slachtoffer doordat de afwikkeling met de verzekeraar erg stroef loopt en daar (terecht) gefrustreerd over raakt. Helaas is dit geen fictief voorbeeld maar komt dit regelmatig voor in de praktijk van alledag.

Recent heeft er een onderzoek plaatsgevonden naar de oorzaken van langlopende letselzaken . Ook hierin kwam naar voren dat het regelmatig voorkomt dat behandelaren aan de zijde van de verzekeraar niet of niet-tijdig reageren. En als ze dan reageren stellen ze herhaaldelijk erg belastende vragen die leiden tot veel (extra) frustratie bij het slachtoffer. Het slachtoffer krijgt het gevoel zich steeds te moeten verantwoorden, terwijl hij/zij niet om deze situatie heeft gevraagd. Juist door toedoen van een ander is het slachtoffer in deze situatie terechtgekomen.

Aanvullende schadevergoeding bij secundaire victimisatie

In het geval van vertraging in de uitkeringen van de verzekeraar heeft de wetgever de aanspraak op wettelijke rente in het leven geroepen. Echter, een onwelwillende opstelling van of onheuse bejegening door de verzekeraar heeft vaak ook immateriële schade ten gevolge. Het slachtoffer raakt hierdoor gefrustreerd en ontwikkelt daarbij psychische klachten. In dat geval is er aanleiding om de omvang van het smartengeld (de vergoeding voor immateriële schade) te verhogen. Hierdoor krijgt het slachtoffer naast een vergoeding voor het letsel door het ongeval ook een compensatie ten gevolge van de inadequate houding van de verzekeraar.

Indien de houding van de verzekeraar echt de spuigaten uitloopt, kan in bijzondere omstandigheden zelfs sprake zijn van een zelfstandige grondslag voor een schadevergoeding vanwege secundaire victimisatie. Er is dan niet slechts sprake van een verhoging van het smartengeld maar een volledige vergoeding voor secundaire victimisatie als zelfstandige grond voor schadeplichtigheid.

De centrale vraag is: kan de verzekeraar relevante verwijten worden gemaakt bij de afwikkeling van de schade die hebben geleid tot (extra) schade en die zich vertalen in een vordering op grond van onzorgvuldig handelen?

Meer weten?

Neem gerust vrijblijvend contact op met Rob van der Steen of één van onze andere medewerkers van ons kantoor.

geschreven door Rob van der Steen
geschreven op 15 december 2020

Gratis letselschade advocaat voor slachtoffer van ernstige strafbare feiten

Jaarlijks worden er volgens Slachtofferhulp Nederland circa 4 miljoen (!) Nederlanders slachtoffer van een misdrijf of een verkeersongeval. Als er een verdachte wordt aangehouden, wordt er mogelijk door het Openbaar Ministerie een strafproces opgestart. Een slachtoffer (of nabestaande) kan dan in die strafzaak een schadevergoeding vragen. Juridisch wordt dit ook wel ‘voegen als benadeelde partij in het strafproces’ genoemd.

Wensenformulier

Als er een strafzaak wordt opgestart tegen de verdachte, dan ontvang je – als slachtoffer – een zogenaamd ‘wensenformulier’. Op dit formulier kun je onder meer invullen of je op de hoogte gehouden wil worden van de strafzaak en of je een verzoek tot schadevergoeding wilt indienen. Slachtofferhulp Nederland of een slachtofferadvocaat (bijvoorbeeld van MannaertsAppels) biedt slachtoffers rechtshulp bij het begroten van de schade.

Rechten van slachtoffers van strafbare feiten zijn recentelijk uitgebreid

Op 13 oktober 2020 is de Wet uitbreiding slachtofferrechten aangenomen door de Tweede Kamer. Onder meer zijn het spreekrecht en de voorschotregeling voor slachtoffers en nabestaanden uitgebreid. De voorschotregeling gold eerst alleen bij zwaardere zaken waarin sprake is van een misdrijf. Voortaan kun je – als slachtoffer – bij overtredingen ook aanspraak maken op de voorschotregeling. Dat betekent dat de overheid de schadevergoeding voorschiet als de dader na 8 maanden de definitief oplegde schadevergoeding nog niet betaald heeft. In praktijk is dit erg gunstig, want vaak heeft een dader onvoldoende financiële middelen. De overheid staat dan dus garant. Jaarlijks keerde de overheid tot op heden in circa 6.000 zaken een voorschot uit aan benadeelde partijen in het strafproces. Een overzicht van verschillende slachtofferrechten vind je onder meer op de website van de Rijksoverheid.

Gratis advocaat bij ernstig misdrijf met ernstig letsel

Bijstand door een advocaat aan een slachtoffer kan bestaan uit het geven van een toelichting op de schadevergoeding of het beantwoorden van vragen tijdens de strafzitting. Bijstand kan zich ook uitstrekken tot buiten de terechtzitting (bijvoorbeeld bij een slachtoffergesprek met de Officier van Justitie of een verhoor als getuige bij de rechter-commissaris). In een aantal gevallen kun je als slachtoffer (ongeacht jouw draagkracht) gratis gebruik maken van rechtshulp door een advocaat. Het moet dan gaan om een ernstige zeden- of geweldsmisdrijf waarbij sprake is van ernstig lichamelijk of geestelijk letsel.

Het letsel is in beginsel ‘ernstig’ als je meerdere keren medisch werd behandeld door een specialist, het herstel lange tijd duurt/duurde en/of als herstel niet meer mogelijk is. Bij sommige geweldsmisdrijven wordt er altijd van uitgegaan dat er sprake is van ernstig geestelijk letsel. Bijvoorbeeld bij aanranding of verkrachting, huiselijk geweld (als dit gedurende een lange tijd regelmatig plaatsvond) en bedreigingen met een mes of vuurwapen.

Nabestaanden en naasten

Ook nabestaanden en naasten van een slachtoffer die ten gevolge van het misdrijf is overleden of ernstig en blijvend letsel heeft opgelopen, kunnen aanspraak maken op schadevergoeding. Sinds 1 januari 2019 is er in dat verband een mogelijkheid om een vergoeding te vorderen voor affectieschade.

Meer weten?

Ben je slachtoffer geworden van een ernstig misdrijf en wil je meer weten over slachtofferrechten? Wil je weten of je gratis in aanmerking komt voor rechtsbijstand door een gespecialiseerd advocaat? Neem dan contact op met Stijn Kerkhof of Rob van der Steen.

geschreven door Rob van der Steen
geschreven op 12 november 2020

Komt een man of vrouw bij de dokter….

Waarom is het zo belangrijk om een huisarts te raadplegen nadat je een ongeval hebt gehad?

Alle mensen zijn verschillend en uniek, zelfs letselschadeslachtoffers van verkeersongevallen. Indien het letsel niet zo spoedeisend is dat een ambulance het slachtoffer direct meeneemt, signaleer ik twee soorten type slachtoffers in mijn dagelijkse praktijk.

Sommige slachtoffers gaan dezelfde dag of de dag erna toch even naar de huisarts om te laten controleren of alles in orde is. Anderen zijn niet zo “dokterig” en gaan niet meer naar de huisarts tenzij na verloop van tijd de klachten steeds erger worden of wederom ontstaan. Hoewel voorstelbaar dat mensen anders handelen zijn de juridische consequenties in de afwikkeling van een letselschade (onterecht) groot.

Causaal verband: oorzaak en gevolg

Een belangrijk onderdeel van letselschade en het succesvol aanspraak maken op een schadevergoeding is de noodzaak van een relatie tussen het ongeval en het letsel. Simpelweg: het letsel en de financiële schade die daardoor ontstaat, moet een gevolg zijn van het ongeval waarvoor de ander aansprakelijk is.

Het ongeval blijkt vaak uit het schadeformulier en het letsel uit de medische informatie. In eerste instantie is dat vaak het bezoek aan de huisarts. Maar wat nu als dit bezoek aanvankelijk niet heeft plaatsgevonden, maar pas na een aantal weken vanwege aanhoudende klachten?

Verzekeraar en het tijdsargument

Hoewel juridisch onjuist, stellen verzekeraars zich op dit punt vrij rechtlijnig op. Indien een slachtoffer niet binnen afzienbare tijd (dagen, geen weken of maanden) bij de (huis)arts is geweest dan is er geen causaal verband tussen het ongeval en de klachten. De verzekeraar gebruikt dan als argument dat er tussen het ongeval en het bezoek aan de arts veel tijd is verstreken.  In die tussenliggende periode kunnen er veel andere zaken gebeurd zijn waardoor het letsel is ontstaan. Het letsel komt in ieder geval niet (meer) door het ongeval. Hoewel alleen het tijdsargument de juridische relatie tussen ongeval en klachten niet kan bevestigen noch ontkennen ontstaat er vrijwel altijd discussie met de verzekeraar. Die discussie kost op haar beurt weer veel tijd en levert veel frustratie op.

Advies: maak direct een afspraak bij de huisarts

Of er nu milde of geen klachten zijn na een ongeval, maak altijd even een afspraak bij de huisarts. Je kunt hiermee het bestaan van klachten als gevolg van het ongeval uitsluiten of behandelen. Hiermee is de relatie tussen ongeval en letsel (en daarmee de aanspraak op schadevergoeding) eenvoudiger aan te tonen. Simpel advies, maar van belang voor de gezondheid en de schaderegeling!

Meer weten?

Neem gerust vrijblijvend contact op met Rob van der Steen of één van onze andere medewerkers van ons kantoor.

geschreven door Madelon Beljaars
geschreven op 10 november 2020

10 november 2020: De dag van de mantelzorg

Het is vandaag de dag van de mantelzorg (www.dagvandemantelzorg.nl). Dat is een dag waarop mantelzorgers in het zonnetje worden gezet voor hun inzet. Mantelzorg, wat is dat nu precies?

Wat is mantelzorg?

Mantelzorg is alle hulp aan een hulpbehoevende die wordt geboden door iemand uit diens directe sociale omgeving. Vaak is dat een familielid maar het kan ook een vriend of kennis zijn. Ook hulp aan huisgenoten en de hulp aan instellingsbewoners vallen onder de definitie. Mantelzorg vindt plaats uit liefde voor elkaar. Het is onbetaald en kan ook nooit verplicht worden opgelegd.

Mantelzorg na letselschade

Stel, u krijgt een ongeval waardoor u van de ene op de andere dag hulpbehoevend bent. Uw sociale omgeving helpt u met liefde, maar het heeft vanzelfsprekend wel een enorme weerslag op uw naaste(n), zoals uw partner, ouder(s), kind(eren) etc. Ook voor hen verandert er van de ene op de andere dag heel veel. De zorg kan erg tijdrovend en belastend zijn.

Mantelzorg is vrijwel altijd onbetaald. Wat weinig mensen weten, is dat er in een letselschadezaak in veel gevallen toch wel een vergoeding voor kan worden verkregen van de aansprakelijke partij.

Voorwaarden vergoeding

Vaste rechtspraak is namelijk dat het slachtoffer of degene die de zorg uitvoert aanspraak kan maken op een vergoeding voor de geleden vermogensschade wegens de verzorging en verpleging. Dat de verzorging wordt uitgevoerd door naaste(n) en dat hiervoor niet daadwerkelijk is betaald, doet niets af aan het recht op vergoeding.

De Hoge Raad heeft om tot dit oordeel te komen het volgende overwogen: als iemand door een ongeval langdurige verpleging en verzorging nodig heeft, is de aansprakelijke partij verplicht deze zorg mogelijk te maken. Wanneer een naaste de zorg en verpleging van het slachtoffer op zich neemt zonder hiervoor een vergoeding te vragen, voldoet de naaste daarmee aan de verplichting van de aansprakelijke. De redelijkheid brengt dan met zich mee dat deze schade toch begroot kan worden, ondanks dat er niet daadwerkelijk is betaald voor de hulp. Een kanttekening daarbij is wel dat er nooit een hogere vergoeding wordt toegewezen dan het geschatte bedrag van de bespaarde kosten van de professionele zorg en verpleging.

Meer weten?

Neem gerust vrijblijvend contact op met Madelon Beljaars of één van onze andere medewerkers van ons kantoor.

Tot slot: Hulde aan alle mantelzorgers!

Jade Albert

geschreven door Jade Albert
geschreven op 27 oktober 2020

Verjaring letselschadevordering

Een schadevordering in een letselschadezaak kan verjaren. Dit betekent dat je als slachtoffer na een aantal jaren geen aanspraak meer kunt maken op een schadevergoeding. Waar moet je op letten?

Verjaringstermijnen

Een vordering tot vergoeding van schade verjaart door verloop van vijf jaar (artikel 3:310 lid 1 Burgerlijk Wetboek). Deze termijn begint te lopen op het moment dat je als slachtoffer met de schade én met de schadeveroorzaker bekend bent geworden. Als slachtoffer verwacht men  dat je eenvoudig onderzoek verricht om te achterhalen wie de aansprakelijke partij is. Het is altijd verstandig om na een ongeval zo snel mogelijk (getuigen)bewijs te verzamelen.

Daarnaast geldt een verjaringstermijn van twintig jaar (artikel 3:310 lid 1 BW). Deze termijn begint te lopen vanaf het moment van het ongeval of het incident. Dit betekent dat een vordering tot vergoeding van schade hoe dan ook na twintig jaar verjaart. Oók als je als slachtoffer pas na jaren erachter komt wie aansprakelijk is voor de schade.

Verjaring verkeersongeval met motorrijtuig

Na een verkeersongeval met een motorrijtuig kun je bij de WAM-verzekeraar van het motorrijtuig rechtstreeks een vordering indienen. Een schadevordering op de verzekeraar verjaart door verloop van drie jaar (artikel 10 lid 1 WAM). Deze afwijkende verjaringstermijn begint te lopen vanaf de datum dat het verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Voor het indienen van een vordering bij de aansprakelijke persoon (zoals de bestuurder) geldt nog wel de verjaringstermijn van vijf jaar.

Minderjarigen

Voor minderjarigen begint de verjaringstermijn pas te lopen vanaf de dag dat zij meerderjarig (18 jaar) worden. Minderjarigen hebben dus meestal tot hun 23ste verjaardag de mogelijkheid om een schadevordering te claimen. Met deze regel voorkomt men dat minderjarigen de dupe worden van het feit dat de ouders of voogd nalaten om namens hen aanspraak te maken op een schadevergoeding.

Stuiting van de verjaring

Als je binnen de geldende verjaringstermijn een stuitingsbrief naar de aansprakelijke partij verstuurt, voorkom je dat een rechtsvordering verjaart. Je zorgt ervoor dat een verjaringstermijn opnieuw begint te lopen (artikel 3:317 BW). Met deze brief breng je de aansprakelijke partij op de hoogte van de vordering en vermeld je dat de verjaring wordt gestuit. Ter bewijs van verzending en ontvangst is het verstandig om deze mededeling per aangetekende brief te doen.

Als je als slachtoffer van een verkeersongeval met een motorrijtuig met de verzekeraar aan het onderhandelen bent, hoeft er in principe geen stuitingsbrief verstuurd te worden. De lopende onderhandelingen werken dan als een ‘duurstuiting’. Pas als expliciet wordt vermeld dat de onderhandelingen worden afgebroken, begint een nieuwe verjaringstermijn te lopen.

Meer weten?

Om te voorkomen dat een schadevordering in jouw letselschadezaak verjaart,  doe je er verstandig aan om te informeren bij een letselschadeadvocaat. Wil je meer weten over dit onderwerp of heb je andere vragen over aansprakelijkheid of letselschade, neem dan contact op met Jade Albert, of één van de andere letselschadespecialisten van ons kantoor.

geschreven door Madelon Beljaars
geschreven op 28 augustus 2020

Verwondingen bij vogelshow Avifauna

Het zal weinig mensen zijn ontgaan, op 24 augustus 2020 zijn een oma en een baby van 5 maanden gewond geraakt tijdens het bekijken van een vogelshow in Avifauna. Een gier maakte vermoedelijk een inschattingsfout waardoor hij in het publiek terechtkwam in plaats van op de landingspaal. Met forse verwondingen tot gevolg bij de oma en haar kleinkind.

Bokito

Alhoewel het gelukkig vrijwel altijd goed gaat, kan het dus ook mis gaan. De gevolgen kunnen dan zeer ernstig zijn. Zo werd op 18 mei 2007 de gorilla Bokito wereldberoemd toen hij uit zijn verblijf in diergaarde Blijdorp ontsnapte en een bezoekster meesleurde, die ernstig gewond raakte. Dieren zijn nu eenmaal onberekenbaar en vormen daarmee een risico op gevaar, ook als ze in een dierentuin verblijven.

Aansprakelijkheid bij dieren

Over de aansprakelijkheid voor dieren en wat te doen na een (bijt)incident schreven wij al eerder de volgende blogs:
Gebeten door een hond? Hoe voorkom je dat je als slachtoffer ‘de hond in de pot vindt’?
Help, mijn kind is gebeten door een hond, wat nu?

Meer weten?

Neem gerust vrijblijvend contact op met Madelon Beljaars of één van onze andere medewerkers van ons kantoor.

 

geschreven door Rob van der Steen
geschreven op 21 augustus 2020

Hoe kun je een whiplash syndroom bewijzen? Een stappenplan

Ieder jaar lopen in Nederland naar schatting tussen de 30.000 en 50.000 personen een whiplash op door een verkeersongeval. Een whiplash syndroom is een verzamelnaam voor allerlei symptomen die kunnen optreden door een aanrijding waarbij krachten inwerken op de hals en/of de nek. Een opgelopen whiplash syndroom is soms moeilijk te bewijzen. Zeker bij langdurige klachten. Aansprakelijkheidsverzekeraars kunnen het standpunt innemen dat bij langdurige klachten de oorzaak van die klachten buiten het ongeval moet worden gezocht. Dit kan ertoe leiden dat er geen schadevergoeding (meer) wordt uitbetaald. Hoe bewijs je als slachtoffer dat je door een ongeval een whiplash syndroom hebt opgelopen?

Whiplash Associated Disorder (WAD)

De klachten die door een whiplash kunnen ontstaan zijn onder meer:

  • Nekpijn;
  • Hoofdpijn;
  • Wazig zicht;
  • Vermoeidheid;
  • Verstoringen in het gehoor;
  • Schouder- of pijn bovenste ledemaat;
  • Rugpijn;
  • Verstoorde slaap;
  • Duizeligheid;
  • Gevoeligheid voor geluid en licht.

De officiële benaming voor het klachtenpatroon wat door een whiplash ontstaat is een ‘Whiplash Associated Disorder’ (WAD). Dit klachtenpatroon bestaat hoofdzakelijk uit moeilijk objectiveerbare klachten. Dit zijn dus klachten waarvoor geen duidelijke medische oorzaak gevonden kan worden. Een CT-scan of MRI-scan in het ziekenhuis toont dan bijvoorbeeld geen medische afwijkingen aan. Een aansprakelijke partij (zoals een WAM-verzekeraar bij een verkeersongeval) kan dan het verweer voeren dat de gemelde klachten niet zijn te verklaren vanuit het ongeval. Anders gezegd, bestaat er volgens de verzekeraar géén medisch causaal verband tussen de klachten (schade) en het verkeersongeval. Zo’n standpunt kan bij een benadeelde partij tot de nodige frustratie leiden.

Stappenplan voor bewijs

Hierna volgt op hoofdlijnen een stappenplan van het traject om (langdurige) whiplash klachten te kunnen bewijzen:

Stap 1: Medisch behandeltraject

Het is van belang om klachten (zoals hoofd-, nek-, schouder- en/of rugpijn) na een verkeersongeval zo snel mogelijk te melden bij je huisarts. Blijf hier zeker niet te lang mee rondlopen, want als er een te groot gat ontstaat tussen de datum van de eerste melding van klachten bij een medisch behandelaar en de datum van het ongeval, dan kan er een bewijsprobleem ontstaan. Een aansprakelijke partij zal dan (mogelijk met succes) het standpunt kunnen innemen dat het vanwege het te grote tijdsverloop niet meer aannemelijk kan worden gemaakt dat het ongeval de klachten heeft veroorzaakt.

Daarnaast is het vanzelfsprekend van belang om de juiste (therapeutische) behandeling te krijgen om het herstel te kunnen bespoedigen.

Stap 2: Medische informatie opvragen

Met jouw toestemming zal de door jou ingeschakelde letselschade advocaat jouw medisch behandelaars verzoeken om inzage in de relevante medische verslagen. De opgevraagde medische informatie vormt het bewijs van het opgelopen letsel. Die informatie wordt vervolgens doorgestuurd naar de medisch adviseur van jouw advocaat. Daarnaast wordt deze informatie gedeeld met de aansprakelijke partij. Zeker als whiplashklachten langere tijd aanhouden dan zal de aansprakelijke partij ook bewijs willen zien van jouw gezondheidssituatie voorafgaand aan het ongeval. Alleen dan kan immers een goede beoordeling worden gemaakt van de gevolgen van het ongeval.

In beginsel zal dan jouw medische voorgeschiedenis tot maximaal twee jaar vóór het verkeersongeval worden opgevraagd bij jouw huisarts. Indien daaruit geen soortgelijke klachten blijken als na het verkeersongeval, dan is daarmee een belangrijk aanknopingspunt voor het bewijs geleverd. Mochten er daarentegen wel soortgelijke klachten zijn geweest voorafgaand aan het ongeval, dan moet daarover mogelijk meer informatie worden opgevraagd om de concrete verschillen te kunnen duiden.

Stap 3: Whiplash klachten duren langer dan 2 jaar

Indien je langer dan twee jaar last blijft houden van whiplash klachten dan is een onafhankelijke medische expertise vaak noodzakelijk om het bewijs te kunnen leveren van de oorzaak van die klachten. In gezamenlijk overleg met de aansprakelijke partij kan er dan (bijvoorbeeld) een onafhankelijke neuroloog of neuropsycholoog worden ingeschakeld. Die medisch deskundige bekijkt allereerst of hij/zij jouw klachten medisch kan verklaren vanuit het ongeval. Indien de klachten niet medisch te verklaren zijn vanuit het ongeval, dan kan er toch sprake zijn van een juridisch causaal verband tussen de klachten het ongeval. De ingeschakelde deskundige moet in dat verband op zijn minst van mening zijn dat er sprake is van ‘een plausibel klachtenpatroon’. Dat is het geval indien er een ‘consistent, consequent en samenhangend’ patroon van klachten is. Daarnaast is vereist dat er geen alternatieve oorzaak – anders dan het ongeval – denkbaar is.

Stap 4: Nog steeds discussie? Eventueel naar de rechter

Zodra een onafhankelijke medische expertise heeft plaatsgevonden, waarmee ofwel het medisch ofwel het juridisch causaal verband voldoende duidelijk is geworden, dan is jouw letselschadezaak in beginsel rijp voor een gang naar de rechter indien partijen het daarover onderling toch niet eens worden.

Een rechter heeft een deskundigenrapport nodig om de zaak te kunnen beoordelen. Zonder een deskundigenrapport zal een rechter in beginsel geen uitspraak kunnen doen over het causaal verband tussen gestelde whiplash klachten en een ongeval.

Meer weten?

Neemt jouw wederpartij jouw whiplash klachten niet serieus? Of heb je hierover een andere vraag? Neem dan gerust vrijblijvend contact op met Stijn Kerkhof of één van de andere letselschade advocaten van ons kantoor.

geschreven door Rob van der Steen
geschreven op 22 juli 2020

Waar moet je als zzp-er op letten bij het afsluiten van een arbeidsongeschiktheidsverzekering?

Als je als zelfstandig ondernemer uitvalt door letselschade zijn er (vrijwel) geen sociale voorzieningen om op terug te vallen. Het sluiten van een particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekering is een optie om het verlies aan inkomsten gedeeltelijk te compenseren.

Mededelingsplicht

Hoewel de discussie bij letselschade vaak gaat over de vraag of de uitkering van de arbeidsongeschiktheidsverzekering verrekend moet worden met de te ontvangen schadevergoeding moet je bij het afsluiten van een arbeidsongeschiktheidsverzekering nog op een belangrijk aspect letten: de mededelingsplicht!

Medische voorgeschiedenis

Bij het aanvragen van een arbeidsongeschiktheidsverzekering wil de verzekeraar zoveel mogelijk relevante (medische) informatie vergaren om het aangeboden verzekerde risico te kunnen bepalen. Bij het afsluiten van de verzekering dien je hiervoor een aanvraagformulier met een gezondheidsverklaring in te vullen. Als verzekerde ken je je medische voorgeschiedenis en vind je veel klachten niet relevant om te vermelden omdat ze van voorbijgaande aard zijn geweest. Op basis van wederzijds vertrouwen sluit je met de verzekeraar de verzekering af.

Vragenlijst

Bij het afsluiten van de verzekering ben je verplicht alle relevante feiten mede te delen die je kent of behoort te kennen waarvan je weet of behoort te weten dat deze van belang zijn voor de beslissing van de verzekeraar of, en zo ja, onder welke voorwaarden de verzekeraar de verzekering wil sluiten. Hiervoor moet je de door de verzekeraar opgestelde vragenlijst eerlijk beantwoorden.
Echter, de verzekeraar moet wel voldoende duidelijk naar de in hun ogen relevante feiten vragen. Doen ze dat niet, dan kan een verzekeraar zich niet succesvol beroepen op schending van de mededelingsplicht en daarmee verval van dekking en aanspraak op een uitkering.

Recente ontwikkeling

Onlangs heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (GHARL 16062020:ECLI:NL:RBGEL:2018:765) in een zaak overwogen dat er sprake was van schending van de mededelingsplicht doordat de aanvrager bij het aangaan van een arbeidsongeschiktheidsverzekering geen melding had gemaakt van rugklachten uit een ver verleden terwijl hij recent vanwege rugklachten voor een groot deel arbeidsongeschikt is geworden. De aanvrager achtte de rugklachten uit het verleden (waar hij al langere tijd geen last meer van had) niet relevant om te vermelden bij het aangaan van de verzekering. Het Hof oordeelde dat er wel sprake was van schending van een mededelingsplicht omdat de vragenlijst van de verzekeraar voldoende specifiek ziet op klachten uit het verleden. Voor deze klachten was er geen tijdsbeperking aanwezig en diende de aanvrager zijn volledige medische voorgeschiedenis te vermelden.

Kortom, welke vragen de verzekeraar mag stellen en waaraan de antwoorden van de aspirant-verzekeringnemer moeten voldoen is juridisch maatwerk en afhankelijk van de omstandigheden van het geval.

Meer weten?

Neem gerust vrijblijvend contact op met Rob van der Steen of één van de andere letselschadespecialisten van ons kantoor. In veel gevallen kunnen wij aan slachtoffers kosteloos rechtshulp verlenen, omdat de advocaatkosten vaak te verhalen zijn op de (verzekeraar van de) aansprakelijke partij.

Jade Albert

geschreven door Jade Albert
geschreven op 13 juli 2020

Help, mijn kind is gebeten door een hond, wat nu?

Regelmatig behandel ik zaken waarbij een kind is gebeten door een hond. Hoewel ikzelf een liefhebber ben van deze viervoeters, weet ik hoeveel schade een hondenbeet kan aanrichten. Voor jonge kinderen kan een dergelijk incident aanzienlijke gevolgen hebben. Als ouder of voogd wil je dan dat naast een vergoeding voor de geleden schade, een en ander voor de toekomst ook goed wordt geregeld. Een advocaat gespecialiseerd op het gebied van letselschade kan je daarbij helpen.

Aansprakelijkheid

Allereerst is het van belang dat je de bezitter (vaak de eigenaar) van de hond formeel en schriftelijk aansprakelijk stelt. In haar blog van 12 februari 2019 geeft mijn collega Madelon Beljaars een aantal praktische tips bij een incident met een hondenbeet. Kort gezegd is op grond van de wet, namelijk artikel 6:179 Burgerlijk Wetboek (BW), de bezitter van een hond aansprakelijk voor de schade die zijn dier veroorzaakt. Het gaat hier om een zogenaamde risicoaansprakelijkheid. Dit betekent dat de bezitter in beginsel aansprakelijk zal zijn en dat ‘schuld’ niet vereist is.

Meestal is een eigenaar voor aansprakelijkheid verzekerd. De WA-verzekering dekt in beginsel de schade die door een dier wordt veroorzaakt. Uiteindelijk zal de schade verhaald worden bij de betreffende verzekeraar.

Schade

Een hondenbeet kan zowel behoorlijke fysieke (wonden met blijvende littekens) als psychische schade (angst voor honden, herbelevingen, slapeloosheid) tot gevolg hebben. Bij het vorderen van een schadevergoeding kun je denken aan de volgende schadeposten:  (toekomstige) medische behandelingen (zoals plastische chirurgie); ziekenhuis daggeldvergoeding bij een verblijf in het ziekenhuis; de eigen bijdragen voor medicatie, verbandmiddelen en medische hulpmiddelen; mantelzorgvergoeding en de reiskosten.

Als de (aansprakelijke partij of diens) verzekeraar de aansprakelijkheid erkent, kun je de redelijke advocaat- en deskundigenkosten ook op hen verhalen. Dit betekent dat rechtsbijstand door een advocaat in beginsel geheel kosteloos is.

Verder bestaat er een recht op immateriële schade, ook wel “smartengeld” genoemd. Dit is een vergoeding voor gederfde levensvreugde, pijn en verdriet als gevolg van de gebeurtenis en het opgelopen letsel. De aard en de duur van het letsel spelen mee bij de omvang van het smartengeld. Een advocaat zal samen met je bekijken wat de hoogte van het smartengeld dient te zijn.

BEM-clausule

Voor kinderen (onder de 18 jaar) geldt dat zij de schadevergoeding zullen moeten ontvangen op een bankrekening met een zogenaamde “BEM-clausule”.  Dit betekent dat het schadebedrag pas opgenomen kan worden vanaf de 18 jaar. Zo’n geblokkeerde bankrekening is in het leven geroepen om minderjarigen te beschermen. Alleen met toestemming van de kantonrechter kunnen de ouders geld opnemen van deze geblokkeerde rekening, bijvoorbeeld om een dure medische behandeling van een kind te betalen.

Meer weten?

Wil je meer weten over letsel door honden, andere dieren, of heb je andere vragen over aansprakelijkheid of letselschade, neem dan contact op met Jade Albert of één van de andere letselschadespecialisten van ons kantoor.

Jade Albert

geschreven door Jade Albert
geschreven op 10 maart 2020

Indoor trampolineparken; erg leuk, maar wel veilig genoeg?

Het aantal indoor trampolineparken is de afgelopen jaren flink gegroeid. Trampolinespringen is populair, maar helaas niet zonder risico’s. Zo raakte een bezoeker ernstig gewond toen hij na een sprong met dubbele salto met zijn hoofd beneden in een zogenaamde foampit terechtkwam. Hij viel op de harde ondervloer waardoor hij twee nekwervels had gebroken. Dit had niet mogen gebeuren. Kunnen trampolineparken bij een dergelijk ongeval aansprakelijk zijn?

Veiligheidsnormen

De NVWA (De Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit) inspecteert of speeltoestellen, waaronder trampolines, in de openbare ruimten veilig zijn. Zij nemen maatregelen als ze onveilige speeltoestellen aantreffen. Trampolineparken moeten voldoen aan de regelgeving in het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen (WAS). Een speeltoestel mag geen gevaar opleveren voor de gebruikers ervan. In het WAS is daarom onder andere geregeld dat:
• een speeltoestel (incl. ondergrond) goed onderhouden moeten worden en regelmatig moet worden gekeurd. Verder moet het toestel aan bepaalde veiligheidsvoorwaarden voldoen;
• waarschuwingsborden en instructies van personeel moeten wijzen op mogelijke gevaren;
• bij het gebruik van een speeltoestel (incl. ondergrond) mag er geen gevaar zijn voor de veiligheid en gezondheid van gebruikers en impulsief gebruik en gedrag van kinderen moet ingecalculeerd zijn.

Aansprakelijkheid

Of de exploitant aansprakelijk gesteld kan worden bij (letsel)schade is afhankelijk van alle relevante omstandigheden van het geval. Hierbij spelen de getroffen maatregelen, de ontstane schade en de eventuele eigen schuld van het slachtoffer een belangrijke rol.
Mogelijk kunnen trampolineparken aangemerkt worden als onveilig. Dit bijvoorbeeld door het ontbreken van een veiligheidscertificaat, onjuist geplaatste speeltoestellen, mankementen, onvoldoende (veiligheids-)instructies of onvoldoende toezicht. Vast staat dat op de exploitant een zorgplicht rust.  Zij zijn in de positie om bepaalde veiligheidsmaatregelen te treffen. Bij onvoldoende maatregelen kan het zijn dat men dan eerder denkt  dat een ongeval daardoor is veroorzaakt.

Veilig genoeg?

Recentelijk oordeelde de Rechtbank Gelderland dat van een exploitant mag worden verwacht dat zij de speeltoestellen goed onderhoudt. Bij  normaal gebruik mag dit voor bezoekers geen gevaar opleveren. Het slachtoffer in deze zaak kwam na een sprong dicht bij de rand van de foampit terecht op een hard voorwerp. Hierdoor liep hij enkelletsel op. Volgens de rechtbank is het van belang dat de foampit tot aan de randen gevuld is met schuimblokken.  Hierdoor wordt de suggestie gewekt dat op alle plaatsen waar zich deze schuimblokken bevinden, veilig kan worden geland. Dat niet de gehele bodem van de foampit uit hetzelfde materiaal bestaat, was zonder de schuimblokken te verwijderen niet te zien. In deze zaak was de foampit niet juist geïnstalleerd en of gemonteerd. De exploitant was tekort geschoten in de nakoming van haar zorgplicht en aansprakelijk voor de gevolgen van het ongeval.

Eigen schuld

Belangrijk is dat de bezoeker ook een eigen verantwoordelijkheid heeft. In het kader van een sport- en spelsituatie stelt een bezoeker zich immers vrijwillig bloot aan het risico dat sprongen kunnen resulteren in letsel. Een bezoeker moet zich aan de veiligheids- en gebruiksvoorschriften houden. Daarnaast speelt de vraag of de springer zelf de risico’s redelijkerwijs kon inschatten en daarop zijn eigen gedrag kon en moest aanpassen. In bovengenoemde uitspraak oordeelde de rechtbank dat van de springer niet gevergd kon worden dat hij, voordat hij ging springen, eerst de bodem van de foampit zou onderzoeken. Van eigen schuld was volgens de rechtbank dan ook geen sprake.

Meer weten?

Wilt u meer weten of heeft u andere vragen over aansprakelijkheid of letselschade, neem dan contact op met Jade Albert of één van onze advocaten van de sectie Aansprakelijkheid, schade en verzekering. In veel gevallen kunnen wij aan slachtoffers kosteloos rechtshulp verlenen.  De advocaatkosten zijn vaak te verhalen zijn op de (verzekeraar van de) aansprakelijke partij.

geschreven door Rob van der Steen
geschreven op 20 februari 2020

Vergoeding woningaanpassing bij letselschade

In letselschadezaken kan het voorkomen dat het letsel van een slachtoffer dermate ernstig is dat daarvoor een woningaanpassing of verhuizing benodigd is. Komen de daarmee gemoeide kosten dan voor rekening van de aansprakelijke partij? In de recente uitspraak Rechtbank Midden-Nederland 18 december 2019, ECLI:NL:RBMNE:2019:6436 geeft de rechter een antwoord op die vraag.

Casus

Een fietser komt ten val door een fout van een andere fietser. Het slachtoffer loopt daardoor ernstig knieletsel op: het kraakbeen van zijn linkerknie is beschadigd. Dit leidt er uiteindelijk toe dat zijn linkerbeen vooral in gestrekte stand blijft. Binnenshuis gebruikt hij sindsdien krukken en een rollator. Het gebruiken van krukken en een rollator is echter fysiek belastend. Beter zou zijn als hij in huis een trippelstoel zou kunnen gebruiken, maar zijn huidige woning is daarvoor niet geschikt.

Univé, de aansprakelijkheidsverzekeraar van de schuldige fietser, heeft de aansprakelijkheid erkend voor het ongeval. Zij moet de schade van het slachtoffer (hierna: betrokkene) vergoeden.

Op verzoek van Univé onderzoekt een deskundige (Trivium Advies) of de huidige woning van betrokkene aangepast kan worden. Mocht dat niet mogelijk zijn dan is Trivium gevraagd wat een passend alternatief kan zijn. Trivium komt tot de conclusie dat de huidige woning waar betrokkene nu woont niet geschikt te maken is. Er blijkt vermoedelijk een bedrag van € 550.000,00 tot € 600.000,00 gemoeid te zijn met verhuizing naar een passende woning. Dat bedrag heeft betrokkene niet. Ook kan hij dat bedrag niet lenen bij een hypotheekverstrekker. Hij komt daarvoor nog circa € 300.000,00 financieringsruimte te kort.

Betrokkene vordert in een deelgeschilprocedure een verklaring voor recht met als doel dat Univé wordt verplicht ervoor te zorgen dat betrokkene daadwerkelijk een passende woning kan kopen. Daarbij neemt betrokkene geen genoegen met een verhuizing naar een appartement, omdat hij nu in een 2-onder-1-kapwoning woont met tuin.

Univé vindt onder meer dat verhuizing naar een appartement een adequaat alternatief is, omdat dit past binnen de huidige financieringsmogelijkheden van betrokkene. Verder wijst Univé erop dat zij in het uiterste geval alleen bereid is de extra netto rentelasten als schade te vergoeden.  Het opkomend voordeel door de verhuizing wenst Univé daarnaast te verrekenen met de schadevergoeding aan betrokkene.

Oordeel rechtbank

De rechtbank stelt voorop dat Univé de schade van betrokkene volledig moet vergoeden. In dat verband heeft de Hoge Raad eerder beslist dat een benadeelde in de situatie moet worden gebracht die zoveel mogelijk vergelijkbaar is met de situatie zoals die zou zijn als het ongeval niet zou zijn gebeurd. Dit is leidend bij het vaststellen van de hoogte van de schadevergoeding.

Betrokkene woont nu in een 2-onder-1-kapwoning met tuin. Betrokkene heeft daarnaast toegelicht zijn huidige woning juist te hebben gekocht vanwege de grote buitenruimte. De rechtbank vindt alleen daarom al dat een appartement geen recht doet aan het uitgangspunt dat schade volledig vergoed moet worden. Met betrokkene is de rechtbank van oordeel dat een appartement geen passend alternatief is maar een verslechtering van zijn woonsituatie. Daarnaast heeft Trivium, die partijen samen hebben ingeschakeld, niet geconcludeerd dat een appartement een geschikt alternatief is. Het is volgens de rechtbank daarom een verstandige insteek om uit te gaan van een woning met een tuin. De woning moet bovendien in beginsel voldoen aan alle criteria die Trivium heeft aanbevolen.

Univé moet het financieringstekort aan betrokkene ter beschikking stellen, aldus de rechtbank. Een andere optie is dat Univé een garantstelling afgeeft voor de hypotheekverstrekker die bereid is aan betrokkene een hogere lening te verstrekken dan op basis van zijn financiële situatie zou kunnen worden verstrekt. Die laatste optie komt de rechtbank het meest praktisch en haalbaar voor.

Voordeelsverrekening

De rechtbank is het overigens wel met Univé eens dat als betrokkene eigenaar wordt van een duurder, groter huis, dat hem dat voordeel kan opleveren (in de zin van artikel 6:100 BW). Of en wanneer dat voordeel zich verwezenlijkt is naar het oordeel van de rechtbank echter niet duidelijk. Het wonen in een groter, duurder huis is op zich geen voordeel voor betrokkene. Hierdoor wordt hij immers juist in staat gesteld om te leven en wonen zoals hij deed voordat hem het ongeval overkwam.

Door de eigendom van een duurder huis neemt zijn vermogen toe, maar daarvan geniet hij pas daadwerkelijk voordeel als hij het huis verkoopt of er op een andere manier financieel voordeel aan ontleent. Of en wanneer dat zo zal zijn en welk bedrag daarmee gemoeid zal zijn is niet op voorhand vast te stellen. De prijzen van huizen (en daarmee de waarde van zowel zijn huidige huis als zijn aan te kopen huis) fluctueren immers en een waardestijging of -daling is niet goed te voorspellen. Daarom kan niet worden gezegd welk voordeel betrokkene geniet of zal genieten van het feit dat hij eigenaar zal zijn van een duurder huis.

Verder geldt dat als een eventuele vermogensvermeerdering reeds nu als voordeel wordt verrekend met de te vergoeden schade, dit tot gevolg heeft dat het hem in feite onmogelijk wordt om een andere woning aan te kopen. Verrekening van mogelijk voordeel door een toename van het vermogen van betrokkene is nu daarom niet redelijk. Het ligt volgens de rechtbank in de rede dat partijen afspraken maken over hoe bij een eventuele verkoop van de (nog aan te schaffen) aangepaste woning wordt omgegaan met het verschil in waarde tussen de huidige woning en de aangepaste woning, op het moment van verkoop van de aangepaste woning.

Meer weten?

Heeft u vanwege uw letsel een aangepaste woning nodig en wil de aansprakelijke wederpartij daarvoor geen vergoeding betalen? Of heeft u hierover een andere vraag? Neem dan gerust vrijblijvend contact op met Stijn Kerkhof of één van de andere letselschade advocaten van ons kantoor.

geschreven door Madelon Beljaars
geschreven op 11 februari 2020

Ongevallen op de piste: wat moet je doen?

Het wintersportseizoen is weer in volle gang. Het wordt ook, met name in de schoolvakanties, steeds drukker op de pistes. Hierdoor neemt de kans op ongevallen op de pistes toe. Wat nu als je op de piste een ongeval krijgt door een ander en (ernstig) letsel oploopt? Kun je je schade dan verhalen?

Bewijs verzamelen

De veroorzaker kun je voor het ongeval aansprakelijk stellen. Je hebt hiervoor in ieder geval de gegevens nodig van diegene. Ook moet je extra bewijs verzamelen zoals eventuele getuigen, hoe het ongeval gebeurde (toedracht) en alle overige omstandigheden. Denk hierbij aan het weer en hoe druk het op de piste was. Maak zo mogelijk foto’s en filmpjes ter plaatse.

Welk recht is van toepassing?

Mocht je een ongeval krijgen in het buitenland dan geldt de wet van het land waar het ongeval heeft plaatsgevonden. Als het een piste in Frankrijk is, gaat het dus om Frans recht. Als de piste in Oostenrijk ligt, het recht van Oostenrijk.
Er is echter wel één uitzondering op grond waarvan toch Nederlands recht kan worden toegepast, ondanks dat het ongeval in een ander land heeft plaatsgevonden. Dat is het geval wanneer zowel de veroorzaker van het ongeval, als het slachtoffer, in Nederland wonen.

Aansprakelijk voor ongevallen op de piste naar Nederlands recht?

De veroorzaker van het ongeval is aansprakelijk als er wordt vastgesteld dat er onrechtmatig is gehandeld.  Er wordt echter wel, omdat er sprake is van een zogenoemde sport- en spelsituatie, een verhoogde aansprakelijkheidsdrempel aangenomen. Dat betekent dat gedragingen die zich binnen sport of spel afspelen minder snel als onrechtmatige gedraging worden gekwalificeerd dan wanneer diezelfde gedraging zich buiten sport- en spelsituaties voordoet. De reden hiervan is dat deelnemers aan een sport of spel in redelijkheid tot op zekere hoogte gevaarlijke, slecht gecoördineerde, verkeerde getimede of onvoldoende doordachte handelingen of gedragingen waartoe de activiteit uitlokt of die daarin besloten liggen, van elkaar moeten verwachten.

Fédération Internationale de Ski

Een aanknopingspunt voor het beoordelen van onrechtmatigheid, zijn de regels die de Fédération Internationale de Ski (FIS) heeft opgesteld om de veiligheid op de piste te bevorderen en ongevallen te voorkomen. Hierin zijn regels opgenomen over inhalen, invoegen, smalle stroken etc. Bij het uiteindelijke oordeel over de aansprakelijkheid moeten alle omstandigheden van het geval worden meegewogen. Naast het gedrag van degene die het ongeval heeft veroorzaakt, spelen ook de drukte op de piste, de weersomstandigheden, etc. een rol. Pas als aansprakelijkheid komt vast te staan komt de volledige materiële en immateriële schade die het slachtoffer lijdt als gevolg van het ongeval, voor vergoeding in aanmerking.

Hopelijk hoeft u bovengenoemde tips niet in de praktijk te brengen. Geniet van uw wintersportvakantie!

Meer weten?

Neem gerust vrijblijvend contact op met Madelon Beljaars of één van onze andere medewerkers van ons kantoor.

geschreven door Rob van der Steen
geschreven op 21 januari 2020

Verhaal van letselschade door zzp’er op opdrachtgever: lastig maar niet onmogelijk

Al een aantal jaar neemt het aantal zelfstandige ondernemers in Nederland flink toe. Het vooruitzicht van vrijheid, flexibiliteit en ondernemerschap is voor veel mensen erg aantrekkelijk. Aan de andere kant zijn er natuurlijk ook risico’s verbonden aan zelf ondernemen. Zo blijkt in letselschadekwesties verhaal van schade in het verkeer tijdens ‘werktijd’ lastig te zijn. Een zelfstandige ondernemer die voor een opdrachtgever werkt, geniet bij een ongeval tijdens het werk lang niet altijd dezelfde juridische bescherming als de eigen werknemer van die opdrachtgever. Echter, recent heeft de rechter voor het eerst overwogen dat verhaal van letselschade door een zelfstandige op zijn opdrachtgever als gevolg van een verkeersongeval een mogelijkheid is.

Letselschade op de werkvloer

Vandaag de dag voelt het onrechtvaardig als een werkgever aansprakelijk is voor een ongeval op de werkvloer voor zijn werknemer, maar niet voor een zelfstandige die hij heeft ingeschakeld voor soortgelijke werkzaamheden. De wetgever heeft daarom de werknemer en de door hem ingeschakelde zelfstandige ondernemer dezelfde rechtsbescherming gegeven. Volgens de wet is degene die in uitoefening van zijn beroep of bedrijf arbeid laat verrichten door een persoon met wie hij geen arbeidsovereenkomst heeft, aansprakelijk voor de schade die deze persoon in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt. De aard van de overeenkomst (overeenkomst van opdracht of een arbeidsovereenkomst) is dus niet bepalend of verhaal van letselschade mogelijk is.

Letselschade door verkeersdeelname

Als echter verkeersdeelname de reden is voor het ontstaan van letselschade, bevindt de zelfstandige ondernemer zich tot heden in een beduidend slechtere positie dan een werknemer die in loondienst werkt. In het kader van goed werkgeverschap heeft de werkgever een verplichting een behoorlijke verzekering af te sluiten voor het geval een werknemer tijdens verkeersdeelname voor werkzaamheden letselschade oploopt. De opdrachtgever heeft tot heden niet een dergelijke verplichting jegens een zelfstandige ondernemer. In beginsel betekent dit dat een zelfstandig ondernemer die vanwege een opdracht in het verkeer een ongeval krijgt, eventuele letselschade niet op zijn opdrachtgever kan verhalen met alle gevolgen van dien.

Recente ontwikkeling

Onlangs heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden echter voor het eerst overwogen dat het ook voor de zelfstandige mogelijk zou moeten zijn een beroep te doen op de aanwezigheid van een behoorlijke verzekering aan de zijde van opdrachtgever. Het beginsel van redelijkheid en billijkheid kan meebrengen dat op de opdrachtgever een verzekeringsplicht rust, die vergelijkbaar is met de verzekeringsplicht van een werkgever jegens zijn werknemer. Van wezenlijk belang is wel dat de zelfstandige ondernemer die werkzaamheden heeft verricht ten behoeve van zijn opdrachtgever zich in een vergelijkbare positie bevindt als een werknemer van het bedrijf van die opdrachtgever. De zelfstandige ondernemer zal dus soortgelijke werkzaamheden moeten uitvoeren als de werknemer in loondienst en in een zelfde gezagsverhouding moeten staan met zijn opdrachtgever.

Meer weten?

Neem gerust vrijblijvend contact op met Rob van der Steen of één van de andere letselschadespecialisten van ons kantoor. In veel gevallen kunnen wij aan slachtoffers kosteloos rechtshulp verlenen, omdat de advocaatkosten vaak te verhalen zijn op de (verzekeraar van de) aansprakelijke partij.

geschreven door Rob van der Steen
geschreven op 16 januari 2020

Maaltijdbezorger? Dit moet je weten over de aansprakelijkheid bij verkeersongevallen

In de grotere steden hebben de maaltijdbezorgers (waaronder de bedrijven Thuisbezorgd.nl, Deliveroo en Uber Eats) het afgelopen jaar terrein gewonnen. De zelfstandigheid en de flexibele werkuren maken het werk voor met name jongeren en studenten een aantrekkelijke keuze. Ook steeds meer restaurants maken van deze externe maaltijdsbezorgers gebruik.
Maar hoe zit het eigenlijk met de aansprakelijkheid als je tijdens dit werk een verkeersongeval krijgt? Hierna volgen enkele juridische inzichten waar je rekening mee kan houden.

 

De E-Bikes van Thuisbezorgd.nl

Word je bezorger bij Thuisbezorgd.nl, dan kun je gebruik maken van een E-Bike van het bedrijf. In bepaalde gevallen kan een elektrische fiets (denk aan een speed pedelec of high speed bike) worden aangemerkt als ‘motorrijtuig’, waardoor je niet dezelfde juridische bescherming geniet als op een gewone fiets zonder elektrische hulpmotor. Indien je op een gewone fiets in aanrijding komt met bijvoorbeeld een auto, dan is die automobilist in beginsel aansprakelijk voor jouw schade (op basis van artikel 185 Wegenverkeerswet). Afhankelijk van de mate van jouw eigen schuld aan de toedracht van het ongeval, heb je recht op een schadevergoeding van minimaal 50% en maximaal 100% van de door jou opgelopen materiële en immateriële schade. In ieder geval zou je dan dus de helft van jouw schade vergoed moeten krijgen van de verzekeraar van die automobilist, ongeacht of jij een verkeersfout maakte.

Een E-Bike wordt grotendeels gelijkgesteld met een normale fiets, indien de hulpmotor van die fiets een maximaal vermogen heeft van 0,25 kW en als aandrijfkracht wordt onderbroken bij een snelheid van maximaal 25 km/h of indien je als bestuurder ophoudt met trappen. Voldoet jouw fiets hieraan, dan heb je bij een aanrijding met een auto in beginsel dus recht op een schadevergoeding van 50% tot 100%.

Heeft jouw E-Bike echter te veel vermogen of stopt de aandrijfkracht niet als je ophoudt met trappen, dan zal de fiets in beginsel worden aangemerkt als motorvoertuig. Je bent dan onder meer verplicht een helm te dragen, je voertuig te verzekeren en bij een ongeval geniet je niet dezelfde (hoge) juridische bescherming als een normale fietser. De aansprakelijkheid zal afhankelijk zijn van de schuldvraag. Indien jij het ongeval volledig hebt veroorzaakt, dan zul je mogelijk géén schadevergoeding ontvangen.

 

Jouw eigen fiets of scooter inzetten voor Deliveroo

Word je ‘rider’ bij Deliveroo, dan dien je gebruik te maken van jouw eigen vervoersmiddel. Ook dan geldt het uitgangspunt dat je als normale fietser meer juridische bescherming kunt genieten bij een verkeersongeval met een gemotoriseerd voertuig dan wanneer je op een scooter of brommer rijdt. Wat dat betreft verdient het bezorgen per fiets dus de voorkeur.

Op 15 januari 2019 oordeelde de rechter dat Deliveroo-bezorgers op basis van een arbeidsovereenkomst werken. Dat betekent dat Deliveroo, als wettelijke werkgever (overigens evenals bijvoorbeeld Thuisbezorgd.nl en Uber Eats), verplicht zal zijn ervoor te zorgen dat de vervoersmiddelen van de bezorgers veilig zijn. Deliveroo zal daar in beginsel ook (strikt) op toe moeten zien. Mocht je als bezorger van Deliveroo een verkeersongeval zijn overkomen, dat (mede) veroorzaakt is door een gebrek aan jouw eigen vervoersmiddel, dan bestaat wellicht de kans dat je met succes een schadevergoeding zou kunnen vorderen van Deliveroo.

 

Werkgever kan aansprakelijk zijn

Recentelijk stelde een pizzabezorger haar werkgever aansprakelijk. Tijdens het bezorgen van pizza’s op een scooter was zij gevallen. Naar eigen zeggen doordat de scooter gladde banden had en het wegdek nat was. De rechter oordeelde in die zaak dat de werkgever er alert op moet zijn dat de banden van de scooters voldoende profiel hebben als zij haar bezorgers daarmee de weg op laat gaan. De werkgever had niet aangetoond dat zij voldoende aandacht had geschonken aan dit veiligheidsaspect.

Het verweer van de werkgever dat bezorgers zelf ook goed moeten opletten en dat zij een andere scooter mogen nemen als ze vinden dat de banden niet voldoen, gaat volgens de rechter niet op. De bezorgers zijn over het algemeen jongeren, studenten en scholieren. Gewone mankementen zoals een kapotte rem of bel zullen zij wel opmerken maar het gaat te ver om van hen te verwachten dat zij het profiel van de banden contoleren én beslissen of het verantwoord is met deze scooter de weg op te gaan, aldus de rechter. De werkgever werd daarom aansprakelijk geacht voor de gevolgen van het ongeval van deze bezorger.

 

Meer weten?

Meer weten? Neem gerust vrijblijvend contact op met Stijn Kerkhof of één van de andere letselschadespecialisten van ons kantoor. In veel gevallen kunnen wij aan slachtoffers kosteloos rechtshulp verlenen, omdat de advocaatkosten vaak te verhalen zijn op de (verzekeraar van de) aansprakelijke partij.

geschreven door Madelon Beljaars
geschreven op 1 juli 2019

Appen op de fiets vanaf vandaag strafbaar!

Sinds 1 juli 2019 is het verboden om te appen, bellen of navigeren op de fiets. Het was al langer verboden om je smartphone te gebruiken in de auto en andere gemotoriseerde voertuigen, maar vanaf nu is dat uitgebreid naar alle voertuigen, dus ook de fiets.

Boete 95 euro

Je mag je telefoon gewoonweg niet meer in de hand houden tijdens het fietsen. De boete bedraagt maar liefst 95 euro. De kans op een ongeval neemt namelijk flink af als iedereen op het verkeer let.

Wat als je een ongeval veroorzaakt?

Met appen op de fiets riskeer je dus een flinke boete. Maar hoe zit het wanneer je, omdat je afgeleid bent door je telefoon, een ongeval veroorzaakt? Lees hierover een eerder gepubliceerde blog: https://www.mannaertsappels.nl/appen-op-de-fiets/

geschreven door Madelon Beljaars
geschreven op 12 februari 2019

Gebeten door een hond? Hoe voorkom je dat je als slachtoffer ‘de hond in de pot vindt’?

De verwondingen kunnen uiteenlopen van enkele krasjes tot zeer ernstig letsel. Zeker bij kinderen, hun hoofd bevindt zich namelijk vaker op ooghoogte van een hond, kunnen de gevolgen zeer ernstig zijn. Je moet er niet aan denken!
Een bijtincident met een hond, wat moet je doen?

1. Medische hulp

Wanneer het bijtincident ernstige verwondingen heeft veroorzaakt, staat het inschakelen van medische hulp natuurlijk voorop.
Maar ook bij minder ernstige bijtincidenten is het van belang dat u zo spoedig mogelijk een (huis)arts bezoekt. Mogelijk bestaat er infectiegevaar dat een arts kan voorkomen.

2. NAW gegevens

Mocht uw medische situatie het toelaten, is het zeer van belang dat de gegevens van de eigenaar van de hond, of degene die op dat moment met de hond wandelt en mogelijke getuigen, direct worden genoteerd. Deze gegevens zijn nodig om zo nodig de aansprakelijke partij te kunnen achterhalen. Voor bijtincidenten met dieren bestaat er namelijk geen fonds, zoals het Waarborgfonds Motorrijtuigen, of het Schadefonds Geweldsmisdrijven, dat dekking kan bieden voor de schade als de aansprakelijke partij niet bekend is.

3. Foto’s

Maak zo mogelijk ook foto’s van de situatie ter plaatse, de hond en het letsel.

4. Belangenbehartiger inschakelen?

Bij minder ernstige bijtincidenten zonder dat er blijvend letsel bestaat, kunt u wellicht zelf uw geleden schade afhandelen met de eigenaar van de hond, mits diegene daartoe natuurlijk bereid is. Mogelijk heeft de eigenaar een aansprakelijkheidsverzekering die dekking biedt.
Bij ernstig en/of blijvend letsel, verdient het aanbeveling om een letselschade advocaat in te schakelen. Vaak is dit kosteloos.

5. Bezitter van hond aansprakelijk stellen

In de wet is geregeld dat de bezitter (meestal de eigenaar) van de hond, aansprakelijk is voor de door de hond aangerichte schade. Het moet gaan om de eigen gedragingen van het dier. Dat betekent dat de hond de actie als gevolg waarvan schade wordt geleden, dus zelf moet hebben ingezet. Het gaat om het onberekenbare element dat besloten zit in de eigen energie van het dier.
De aansprakelijkheid voor de bezitter van het dier geldt niet als de hond bijvoorbeeld een aanwijzing kreeg en die aanwijzing opvolgt, waardoor schade ontstaat. In dat geval kan natuurlijk wel worden onderzocht of degene die de instructie gaf, zelf aansprakelijk kan worden gehouden voor de schade (onrechtmatige daad).

6. Schade regelen

Is de aansprakelijkheid door (de verzekeraar van) de bezitter van de hond erkend, zal de exacte schade (materieel en immaterieel), ook voor de toekomst, in kaart worden gebracht en worden berekend.

Meer weten?

Wilt u meer weten over letsel door honden of andere dieren of heeft u andere vragen over aansprakelijkheid of letselschade, neem dan contact op met Madelon Beljaars of één van de andere letselschadespecialisten van ons kantoor.

geschreven door Madelon Beljaars
geschreven op 7 januari 2019

Scootmobiel moet veiliger!

Naast de heel recente berichtgeving over de stint, is ook de scootmobiel aan de beurt. Ook die moet veiliger, volgens de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV) in een recent gepubliceerd rapport.

Toename ongevallen met scootmobiel

Met de toenemende vergrijzing neemt ook het gebruik van de scootmobiel toe. Volgens het rapport reden er in 2003 zo’n 115.000 scootmobielen rond en in 2013 waren dat er al zo’n 250.000. Gebruikers zijn vrijwel allemaal boven de 60 jaar oud.

Op 4 januari jl. vond er in Berkel-Enschot nog een ongeval plaats met een scootmobiel waarbij een gebruikster van een scootmobiel een aanrijding had met een vuilniswagen. (Artikel Brabants Dagblad).

Sinds 2010 is er ook een forse toename gemeten van dodelijke ongevallen met scootmobielen. Van 19 naar 41 per jaar. Dat was de aanleiding om te onderzoeken welke maatregelen nodig zouden zijn om de veiligheid van het gebruik van scootmobielen te verbeteren.

Uitkomst onderzoek

De conclusie van de SWOV is dat er heel wat maatregelen nodig zal zijn om het aantal ernstige en dodelijke scootmobielongevallen te verminderen. Maatregelen zouden enerzijds gericht moeten zijn op technische verbeteringen van de scootmobiel (o.a. betere remmogelijkheden en meer stabiliteit) en anderzijds op verbetering ten aanzien van de inrichting van de weg (o.a. bredere fietspaden, geen hoge stoepranden).

Eisen aan bestuurder

Geconcludeerd in het rapport wordt ook dat de medische conditie van de scootmobielgebruiker er soms aan heeft bijgedragen dat het ongeval is gebeurd. Bijvoorbeeld omdat een obstakel niet werd waargenomen, of dat er met onvoldoende kracht is bijgestuurd.

Er worden in Nederland echter geen eisen gesteld aan de rijgeschiktheid van de bestuurder van een scootmobiel. Die keuze is bewust gemaakt, zodat mensen met lichamelijke beperkingen mobiel kunnen blijven.

Zwakke verkeersdeelnemer?

Een scootmobiel is een motorrijtuig. Motorrijtuigen worden beschouwd als ‘sterke’ verkeersdeelnemers. Het besturen van een scootmobiel is echter zeker niet zonder gevaar. De bestuurder van het voertuig is zeer kwetsbaar. Er bestaat geen bescherming van het voertuig en een bestuurder is ook niet verplicht om een helm te dragen.

De rechter heeft daarom geoordeeld dat de bestuurder van de scootmobiel,  ondanks dat hij rijdt op een motorrijtuig toch wel beschouwd dient te worden als een kwetsbare (zwakke) verkeersdeelnemers, net als voetgangers en fietsers. Dat betekent dat een automobilist ten opzichte van de bestuurder van een scootmobiel eenzelfde zware zorgvuldigheidsplicht heeft als ten opzichte van een voetganger of fietser. De automobilist dient bij het bepalen van zijn rijgedrag rekening te houden met fouten van bestuurders van scootmobielen.

Heeft een scootmobiel ook bescherming van art. 185 Wegenverkeerswet (50%-regel)?

In de wet is bepaald dat fietsers en voetgangers, omdat zij worden beschouwd als zwakke verkeersdeelnemers, bij een ongeval met een motorrijtuig, behoudens overmacht van de automobilist, in elk geval 50% van de schade vergoed krijgen, ongeacht of zij een verkeersfout hebben gemaakt. Deze regel geldt, ondanks dat ook de bestuurder van een scootmobiel moet worden beschouwd als een zwakke verkeersdeelnemer, niet voor gebruikers van scootmobielen.

De bestuurder van een scootmobiel zal bij een ongeval met een auto daarom altijd moeten stellen en zo nodig bewijzen dat de automobilist een verkeersfout heeft gemaakt. Daarbij dient wel rekening te worden gehouden met de zorgplicht die de automobilist heeft jegens de bestuurder van een scootmobiel maar er bestaat, zoals wel bij fietsers en voetgangers, geen garantie op in elk geval 50% vergoeding van de schade.

Meer weten?

Wilt u meer weten over ongevallen met scootmobielen of heeft u andere vragen over aansprakelijkheid of letselschade, neem dan contact op met Madelon Beljaars of één van de andere letselschadespecialisten van ons kantoor.

geschreven door Rob van der Steen
geschreven op 20 november 2018

Burn-out: Laborante vordert tevergeefs > € 100.000,- van haar (oud) werkgever

Overspannenheid en burn-out zijn al jaren het grootste deel van de meldingen van psychische beroepsziekten. Zij leiden vaak tot langdurige uitval. Als belangrijkste oorzaak wordt vaak een te hoge inhoudelijke werkbelasting of interpersoonlijke problemen (werkrelaties, gebrek aan sociale steun, pesten of arbeidsconflicten) aangegeven. Regelmatig wordt in zo’n geval de werkgever aansprakelijk gesteld vanwege een schending van zijn zorgplicht als bedoeld in artikel 7:658 BW. Soms slaagt een werknemer daarin, maar lang niet altijd.

Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 13 november 2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:4662

Kort geleden moest het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch oordelen over de aansprakelijkheid van een ziekenhuis. Een laborante, die al 39 jaar in dienst was, raakte arbeidsongeschikt vanwege psychische klachten. De laborante stelde dat de werkdruk te hoog was geworden, waardoor zij last kreeg van stress. Zij kwam ongeveer 9 maanden thuis te zitten. Zij is vervolgens op arbeidstherapeutische basis weer gestart met werk gedurende 2 uur per dag, 4 dagen in de week. Totdat zij 3 maanden later toch weer uitviel.

Bij de rechtbank vorderde de laborante van haar werkgever een betaling van € 223.551,27 (waarschijnlijk hoofdzakelijk vanwege het verlies van arbeidsvermogen). Haar werkgever heeft daartegen verweer gevoerd en heeft die procedure gewonnen. De laborante gaat dan in hoger beroep, waarbij zij haar vordering matigt tot € 100.000,-. Zij voert onder meer aan: a) dat zij is blootgesteld aan een te hoge werkdruk, b) dat haar werkgever in strijd heeft gehandeld met artikel 18 Arbowet door haar niet in de gelegenheid te stellen om periodiek onderzoek te verrichten naar de gezondheidsrisico’s van het werk en c) dat de re-integratie te vroeg is gestart, waardoor zij uiteindelijk volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is verklaard. De vordering van de laborante wordt ook in hoger beroep afgewezen, omdat haar werkgever haar stellingen gemotiveerd weet te betwisten en zij (wederom) niet slaagt in de onderbouwing van die stellingen.

Onderbouwing van een burn-out claim in het algemeen

Een werknemer die claimt een burn-out te hebben opgelopen door zijn werk, dient allereerst voldoende te onderbouwen dat hij in de uitoefening van zijn werk is blootgesteld aan werkomstandigheden die tot een burn-out kunnen leiden (zoals bijvoorbeeld een te hoge werkdruk).

Omdat ook andere factoren (zoals privéfactoren) tot burn-out klachten kunnen leiden, zal een werknemer in een gerechtelijke procedure bovendien voldoende feiten en omstandigheden met betrekking tot zijn werksituatie moeten stellen, op grond waarvan kan worden aangenomen dat zijn klachten door zijn werk en niet door iets anders zijn ontstaan. Er zal in dat verband door rechters meestal geen genoegen genomen worden met een enkele brief van de huisarts of psycholoog, waarin de diagnose ‘burn-out’ slechts berust op mededelingen van de werknemer zelf. Er is dan immers nog geen bewijs van bijvoorbeeld de feitelijke werkomstandigheden, en ook niet van mogelijke alternatieve oorzaken.

Indien een werknemer zijn werkgever met succes aansprakelijk wil stellen voor een burn-out, dan heeft verder als belangrijke voorwaarde te gelden dat het risico daarop voor zijn werkgever kenbaar was, althans kenbaar had behoren te zijn. Dit betekent dat een werknemer in beginsel tijdig en op voldoende klemmende wijze bij zijn werkgever zal moeten klagen over de te hoge werkdruk, zodat een werkgever daaruit kan afleiden dat de werkzaamheden gevaarlijk zijn voor diens gezondheid en hij redelijkerwijs de kans heeft om daar op te kunnen anticiperen.

Dit betekent overigens niet dat een werkgever achterover kan leunen en pas in actie hoeft te komen als een werknemer klaagt over zijn stressklachten, of pas zodra die werknemer uitvalt. Een werkgever heeft namelijk ook een onderzoeksplicht. Artikel 5 Arbowet verplicht een werkgever bijvoorbeeld zich te verdiepen in de gezondheidsrisico’s op de werkvloer, via het uitvoeren van een risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E). Daar hoort onderzoek naar risico’s op psychische overbelasting van werknemers bij. Ook mag een werkgever niet blind zijn voor structureel overwerk door zijn werknemers.

Meer weten?

Voor meer informatie over werkgeversaansprakelijkheid bij een burn-out kunt u vrijblijvend contact opnemen met Stijn Kerkhof. Een artikel van Stijn over dit onderwerp werd eerder gepubliceerd in het Tijdschrift Letselschade in de Rechtspraktijk.

geschreven door Rob van der Steen
geschreven op 16 april 2018

Wanneer heb je recht op een vergoeding van affectieschade?

Op 10 april 2018 heeft de Eerste Kamer het wetsvoorstel Vergoeding van affectieschade unaniem aangenomen. De nieuwe wet treedt op 1 januari 2019 in werking en regelt de mogelijkheid tot vergoeding van affectieschade, een vorm van smartengeld voor naasten. Hierna wordt besproken wat bedoeld wordt met vergoeding van affectieschade, wie daar recht op hebben (en wanneer) en wat de hoogte van de vergoeding is.

Affectieschade

Vergoeding van affectieschade is een vorm van smartengeld (ook wel immateriële schade genoemd) specifiek voor naasten van slachtoffers die door een fout van een ander zijn overleden of ernstig of blijvend letsel hebben opgelopen. Een zeer ernstig ongeval, medische fout of geweldsdelict is vaak immers niet alleen een aangrijpende gebeurtenis in het leven van een betrokkene, maar het wijzigt ook het leven van zijn of haar naasten. Ook hen is iets overkomen; ook hen is iets aangedaan. Denk bijvoorbeeld aan het leven van een partner van iemand die plotseling een dwarslaesie oploopt of aan ouders die hun kind verliezen. Ook hun dagelijks leven zal nooit meer hetzelfde zijn. Een vergoeding van affectieschade kan gezien worden als een erkenning van het verdriet van deze personen. De vergoeding kan mogelijk bijdragen aan hun emotionele verwerking en het beoogt daarnaast een zekere genoegdoening te verschaffen.

Wie komen in aanmerking?

De kring van personen die recht hebben op vergoeding van affectieschade wordt beperkt tot diegene die een zeer nauwe band met het slachtoffer hebben. Dit kan zijn een partner, een gezinslid, een ouder en/of kind. Ook anderen kunnen in aanmerking komen voor een vergoeding, als zij kunnen aantonen dat er sprake is (geweest) van een hechte affectieve relatie. Factoren van belang zijn onder meer de intensiteit, de aard en de duur van de relatie.

Wanneer recht op vergoeding?

Als een naaste (zeer) ernstig en blijvend letsel oploopt of overlijdt als gevolg van een fout van een ander, dan bestaat er een recht op vergoeding van affectieschade. Ernstig en blijvend letsel zal moeten worden aangetoond door degene die een beroep op vergoeding van affectieschade doet, wat volgens de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel zal betekenen dat het in de praktijk zal gaan om medisch objectiveerbare letsels. Niet het leed is doorslaggevend, maar het letsel van de gekwetste. In grensgevallen zal op basis van beschikbare medische gegevens of op basis van een nader medisch deskundigenrapport het ernstige en blijvende letsel moeten worden aangetoond. Daarbij geldt dat kan worden aangenomen dat bij een blijvende functiestoornis van 70% of meer in de praktijk in ieder geval sprake zal zijn van ernstig en blijvend letsel. Een dwarslaesie zal dus wel een recht op vergoeding van affectieschade geven, maar een whiplash in beginsel niet.

Hoogte van de vergoeding

De partij die aansprakelijk is voor het ongeval, de medische fout of het geweldsmisdrijf zal de vergoeding van affectieschade aan de nabestaanden en naasten moeten betalen. Een vergoeding van affectieschade komt te liggen tussen de 12.500 en 20.000 euro.

Een vergoeding van affectieschade is te vorderen voor schadeveroorzakende gebeurtenissen die plaatsvinden op of na 1 januari 2019.

Meer weten?

Voor meer informatie over dit onderwerp kunt u contact opnemen met Stijn Kerkhof of een van de andere letselschade advocaten van MannaertsAppels.

geschreven door Madelon Beljaars
geschreven op 19 maart 2018

Appen op de fiets (nog steeds) niet strafbaar! Maar wat als je daardoor een ongeval veroorzaakt?

De smartphone in de ene hand, het stuur van de fiets in de andere hand. Het is een straatbeeld dat veelvuldig voorkomt. Levensgevaarlijk.

Dat is dan ook de reden dat verkeersminister Van Nieuwenhuizen bezig is met een wetsvoorstel om het appen op de fiets strafbaar te stellen. Het verbod zou al vanaf 2019 kunnen ingaan.

Een fietser loopt dus op dit moment nog geen risico om een boete te krijgen als er wordt geappt of gebeld op de fiets. Maar hoe zit het wanneer je, omdat je afgeleid bent door je telefoon, een ongeval veroorzaakt?

 

Rechtbank Gelderland, 2 maart 2018

Dat is helaas afgelopen zomer gebeurd in Velp. Een 83-jarige vrouw liep met haar rollator op het fietspad. De 23-jarige fietsster fietste op datzelfde fietspad en was bezig met haar smartphone. Een botsing volgde. Daarbij viel de fietsster bovenop de 83-jarige vrouw. Twee dagen later overleed de vrouw aan haar verwondingen.

Een goed voorbeeld van hoe ernstig de gevolgen van het gebruik van een smartphone op de fiets kunnen zijn. Dat vond ook het Openbaar Ministerie en vervolgde de fietsster strafrechtelijk (Zie uitspraak ).

Alhoewel dus geen verbod voor het gebruik van een mobiele telefoon op de fiets in de wet is opgenomen, vond de rechtbank toch dat de fietsster strafrechtelijk moest worden veroordeeld. Volgens de rechtbank was de fietsster namelijk te veel en te lang afgeleid geweest door haar smartphone. Daardoor zag ze de voetgangster niet, paste ze haar snelheid onvoldoende aan en hield ze onvoldoende afstand. Zij heeft volgens de rechtbank dan ook aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam gereden en volgens de rechtbank is het latere overlijden van het slachtoffer haar daarom aan te rekenen. De rechtbank Gelderland veroordeelde de fietsster tot een taakstraf van 150 uur.

Appen op de fiets kan dus wel leiden tot een strafrechtelijke veroordeling als daardoor een ongeval wordt veroorzaakt. Het slachtoffer, of in deze de nabestaande(n), kunnen daarnaast de schade verhalen op de fietsster nu vaststaat dat het ongeval aan de schuld van de fietsster is te wijten.

 

Appende fietser lijdt zelf schade

Maar wat gebeurt er als een appende fietser zelf schade lijdt? Kan de fietser dan zijn of haar schade wellicht ook verhalen?

Bijvoorbeeld, de fietser is afgeleid door het gebruik van de mobiele telefoon en komt in botsing met een voetganger die voorrang had. De fietser belandt zelf in het ziekenhuis. Wie is er dan aansprakelijk voor de gevolgen van het ongeval? De fietser zelf uiteraard. Die zat tenslotte fout. De voetganger valt hier niets te verwijten. De fietser kan zijn of haar schade niet verhalen op de voetganger.

 

Tommy-Boy

Maar wat nu als de appende fietser, in dezelfde situatie, in botsing komt met een auto? Dit overkwam Tommy-Boy. De 13-jarige Tommy-Boy stierf in 2015 omdat hij op zijn telefoon keek terwijl hij op de fiets zat. De auto zag hij nooit aankomen. Sinds de dood van zijn zoon voert zijn vader volop actie tegen telefoons in het verkeer.

In de wet wordt een fietser als zwakkere verkeersdeelnemer beschermd tegen motorrijtuigen. Is in een dergelijk situatie de automobilist aan te spreken voor de schade van de (nabestaanden van de) fietser?

Helaas is daar geen eenduidig antwoord op te geven. Het is afhankelijk van de specifieke omstandigheden. Uitgangspunt van de wet is echter wel dat de auto, die geen schuld treft, toch nog tenminste 50% van de schade dient te vergoeden. Het kan ook meer zijn. De enige escape voor de auto is overmacht. Dit criterium wordt door de rechter echter zeer streng uitgelegd. Van overmacht is dan ook niet snel sprake. De verzekeraar van de auto dient dus al gauw tenminste 50% van de schade die de fietser lijdt te vergoeden. Bij kinderen jonger dan 14 jaar, is dat zelfs 100%.

Wanneer een fietser dus vanwege afleiding door het gebruik van de mobiele telefoon, een ongeval veroorzaakt en zelf schade lijdt, zal de (verzekeraar van de) automobilist in vrijwel alle gevallen toch (een deel van) de schade van de appende fietser dienen te vergoeden.

Fietsers: appen op de fiets, doe het vooral niet!

geschreven door Rob van der Steen
geschreven op 19 januari 2018

Waar kan ik stormschade melden?

Gisteren – 18 januari 2018 – werd onze provincie geteisterd door de zwaarste storm in bijna 30 jaar, aldus BN De Stem. In gemeente Gilze en Rijen werd windkracht 9 gemeten. Zo’n beetje alles waar de wind goed onder kon slaan leek de lucht in te gaan. Schadeafdelingen van verzekeraars werden meteen overspoeld met schademeldingen. In deze blog licht ik toe bij wie u stormschade kunt melden en waar u rekening mee moet houden. Als voorbeelden neem ik woning- en tuinschade, schade aan auto’s, overige (roerende) schade en letselschade.

Woning- en tuinschade

Bij windkracht 7 of meer kunt u in de meeste gevallen terecht bij uw inboedel- of opstalverzekeraar. Als er schade aan uw woning of tuin is ontstaan, dan dient u dat (direct) te melden bij uw opstalverzekeraar. Afhankelijk van de geldende polisvoorwaarden moet u rekening houden met een eigen risico van minimaal € 200,-.

Zaken die in de tuin staan en door de storm zijn beschadigd, zullen doorgaans slechts verzekerd zijn als die zaken in de tuin thuis horen. U moet dan denken aan verlichting, pergola’s, vlaggenmasten, een ingebouwd zwembad en bijvoorbeeld een vaste buitenkeuken. Schade aan een schutting kan eveneens bij uw opstalverzekeraar worden gemeld. Als de erfafscheiding precies op de erfgrens staat, dan zult u echter maar maximaal 50% van de schade kunnen claimen bij uw verzekeraar. Uw buren zullen in beginsel verantwoordelijk zijn voor de overige 50%.

Schade aan los tuinmeubilair is doorgaans verzekerd onder uw inboedelverzekering. Ingeval u in een huurwoning woont en er sprake is van schade aan de woning, dan dient u dat te melden bij uw verhuurder. De verhuurder is in beginsel verantwoordelijk voor stormschade aan de woning (en het afsluiten van een opstalverzekering).

Schade aan auto

Is er vanwege de storm een afgebroken tak, omgewaaide boom of ander object op uw auto terecht gekomen, dan zal de schade verzekerd zijn indien u een ‘Beperkt casco’- of ‘Allrisk’-autoverzekering heeft afgesloten. Dit gaat meestal niet ten koste van uw schadevrije jaren. Er kan echter wel een eigen risico gelden.

Mocht er een object van een ander op uw auto zijn gewaaid, dan kan de schade in een uitzonderlijk geval nog op een (aansprakelijkheidsverzekering van een) ander te verhalen zijn. U moet dan kunnen aantonen dat het object voorafgaand aan de storm al gebrekkig was. Het gebrek moet dan in feite de oorzaak zijn van de schade. Van een relevant gebrek kan bijvoorbeeld sprake zijn als de omgewaaide boom vóór de storm al rot was of als het dak van uw buren niet goed geconstrueerd was. Mogelijk kan de bezitter van de boom of het dak zich dan nog met succes verweren door te stellen en bewijzen dat er sprake was van overmacht, waardoor het gebrek niet van doorslaggevend belang was.

Schade aan overige (roerende) zaken

In de meeste andere gevallen zult u helaas de schade aan (niet-verzekerde) eigendommen zelf moeten dragen. Eén uitzondering geldt wederom voor zaken die beschadigd zijn door een gebrekkige zaak van een ander. U kan dan mogelijk met succes de bezitter van die gebrekkige zaak aanspreken op uw schade. Ook dan kan er overigens sprake zijn van een overmachtsituatie, waardoor zo’n claim niet zal slagen.

Letselschade

Als u vanwege de storm een (eenzijdig) auto-ongeval is overkomen, dan kunt u uw letselschade verhalen op uw ‘schadeverzekering inzittenden’ (SVI) , mits u die natuurlijk een heeft.

Blijvend letsel kunt u daarnaast melden bij een eventuele ongevallenverzekeraar.

Verder is letselschade mogelijk nog te verhalen op een ander, als die schade is veroorzaakt door een gebrekkige zaak of fout van een ander (behoudens overmacht).

Tips

Meld schade direct. Neem voor zover mogelijk foto’s van de schade en onthoud het tijdstip van het ontstaan van de schade. Inboedel- en opstalverzekeraars controleren aan de hand van windmetingen van het KNMI of er op het tijdstip van het onstaan van uw stormschade sprake was van windkracht 7 of meer.

Verzekeraar weigert uw stormschade te vergoeden?

Indien u een geschil heeft met uw verzekeraar over de vergoeding van uw stormschade, dan kunt u vrijblijvend een bericht sturen naar Stijn Kerkhof of één van onze andere advocaten gespecialiseerd in aansprakelijkheid, schade en verzekering. Omschrijf in uw bericht dan zo volledig mogelijk het standpunt van de verzekeraar en voeg daar de geldende polisvoorwaarden aan toe.

geschreven door Rob van der Steen
geschreven op 10 januari 2018

Speelt Nefit met vuur…?

Volgens onderzoek van RTL Nieuws zou de Topline HR ketel van Nefit onmiddellijk gevaar opleveren voor de bezitters daarvan. Door het kromtrekken van de warmtewisselaar door de hitte, zou de ketel acuut brandgevaar opleveren en zouden het uiterst gevaarlijke koolmonoxide en rookgassen vrij kunnen komen. Nefit zou al geruime tijd van dit fenomeen op de hoogte zijn maar onvoldoende hebben ondernomen. Er zouden nog ruim 100.000 gevaarlijke ketels in gebruik zijn. Productaansprakelijkheid ligt op de loer.

 

 Wat zegt de wet?

Een producent is, kort gezegd, aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door een gebrek in zijn product. Een product is gebrekkig als het bij normaal gebruik voor het doel waarvoor het bestemd is, schade veroorzaakt.

Van een ketel hoef je natuurlijk niet te verwachten dat de warmtewisselaar kromtrekt door de hitte waardoor er brandgevaar ontstaat en er giftige stoffen vrij kunnen komen. Indien de conclusies van het onderzoek van RTL Nieuws juist zijn, dan ligt aansprakelijkheid van Nefit voor de hand als het mis gaat. Vooral indien komt vast te staan dat Nefit van het gebrek wist en desondanks niet adequaat heeft gehandeld.

 

Wat had Nefit moeten doen?

In het RTL Nieuws van dinsdag 9 januari 2018 geeft de commercieel directeur van Nefit commentaar. Volgens Nefit is er geen enkel gevaar. De directeur voegt daaraan toe dat hij er vanuit gaat dat de bezitter wel netjes jaarlijks zijn ketel laat onderhouden. Een zwak argument als de ketel daadwerkelijk gevaarlijk blijkt te zijn.

Het is immers voor de juridische vraag naar productaansprakelijkheid in dit geval niet relevant of de ketel jaarlijks wordt onderhouden. Het kromtrekken van de warmtewisselaar is een gevaarlijke – en dus gebrekkige – eigenschap die de ketel bij het verlaten van de fabriek, dus van meet af aan, al niet behoort te hebben. Of een aan het ontwerp inherent gevaar zich verwezenlijkt en tot schade leidt, laat Nefit kennelijk afhangen van de vraag of de bezitter netjes jaarlijks de ketel laat onderhouden. Daarmee neemt Nefit een groot risico, tenminste als de conclusies van RTL Nieuws juist zijn en speelt Nefit inderdaad met vuur.

Nefit had – indien de conclusies van het onderzoek juist zijn – veel eerder actie moeten ondernemen en ketels moeten vervangen, terugroepen en moeten waarschuwen. Dat is niet gebeurd terwijl de meeste aansprakelijkheidsverzekeringen de daaraan verbonden kosten dekken via de zogenoemde ‘bereddingskosten’ en ‘product recall’ polisvoorwaarden.

De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) doet op dit moment nader onderzoek naar de Topline HR ketels van Nefit.

 

Meer weten?

Wilt u meer weten over aansprakelijkheid, schade en verzekering? Neem dan contact op met  één van onze advocaten van de sectie aansprakelijkheid, schade en verzekering.

geschreven door Angela van Hoesel
geschreven op 4 januari 2018

Medische fout: zorgverleners zijn ook maar mensen

Enige weken geleden moest ik een ingreep ondergaan in het ziekenhuis. Op de dag van de behandeling werd mij bij de intake gevraagd of ik een formulier had getekend dat ik akkoord ga met de risico’s van de ingreep. Nee, dat had ik niet. Toen ik aan het wachten was voor de ingreep, werd door de verpleegster van de afdeling nogmaals gezegd dat ik het formulier niet ondertekend had. Verschillende gedachten flitsten door mijn hoofd: moet ik nu nog tekenen? Wat als? Eén ding was zeker: de ingreep moest doorgaan. Gelukkig is alles goed afgelopen, maar wat als het niet goed was gegaan?

 

Medische fout

 

Zorgverleners zijn ook maar mensen, die heel erg hard werken. Ik heb zelf weer gezien hoe hard er gewerkt wordt met te weinig personeel. Ik neem mijn petje echt af voor de mensen in de zorg. Maar waar gewerkt wordt, kunnen fouten worden gemaakt. En wat moet u doen als u van mening bent dat dit bij u is gebeurd?

Bij een medische fout is de arts of zorgverlener aansprakelijk voor de schade die u daardoor lijdt. Vermoedt u dat er sprake is van een medische fout, maak dit dan in ieder geval altijd bespreekbaar met uw zorgverlener. Wat voor u een fout lijkt, kan na een medische evaluatie toch een complicatie blijken te zijn. Maar ook bij een optredende complicatie kan een arts aansprakelijk zijn indien hij u niet voorafgaand aan de ingreep duidelijk heeft gewezen op de mogelijke risico’s en u goed heeft geïnformeerd.

 

Klacht indienen

 

Per 1 januari 2017 dienen alle zorgaanbieders een klachtenfunctionaris te hebben, waar u als patiënt terecht kunt. Als u van mening bent dat er echt een medische fout is gemaakt, moet u een klacht bij de klachtenfunctionaris neerleggen. Maar natuurlijk kunnen ook de letselschadeadvocaten van MannaertsAppels u begeleiden in het proces. Samen met u gaan we bekijken wat de mogelijkheden zijn en zullen wij ook advies inwinnen van onze eigen medisch adviseur. U bent altijd welkom voor een eerste gratis en vrijblijvend gesprek.

 

Gratis inloopspreekuur

 

Iedere donderdag van 16.00 – 17.00 uur hebben wij ook een gratis inloopspreekuur. U kunt bij ons natuurlijk ook terecht als u na een (bedrijfs)ongeval nog blijvend letsel hebt opgelopen. Voor meer informatie kunt u mij bellen op 013-5838246.

geschreven door Madelon Beljaars
geschreven op 6 november 2017

Gratis inloopspreekuur: donderdag 9 november a.s. vanaf 17 uur

Heeft u onlangs een ongeval gehad? Of bent u slachtoffer geworden van een medische fout? Of heeft u een andere vraag over (letsel)schade? Kom dan naar het inloopspreekuur van MannaertsAppels Advocaten in Tilburg.

Letselschadeadvocaten Madelon Beljaars en Stijn Kerkhof staan voor u klaar. Zij leggen uit hoe u een schadevergoeding kunt claimen en vertellen u wat uw rechten zijn. Ook als u al rechtsbijstand heeft, maar daarover niet tevreden bent, kunt u bij hen terecht.

Het inloopspreekuur is gratis en vindt plaats op donderdag 9 november van 17:00 uur tot 19:00 uur aan de Spoorlaan 410 te Tilburg. Vooraf aanmelden is niet nodig. U kunt gewoon binnenlopen zonder afspraak. Ons kantoor bevindt zich pal tegenover de ingang van het Centraal Station.

 

Gespot in de Tilburgse Koerier?

In de Tilburgse Koerier van 2 november jl. heeft Madelon Beljaars het inloopspreekuur al aangekondigd. U leest haar bijdrage hieronder nog eens terug:

 

 

geschreven door Rob van der Steen
geschreven op 12 oktober 2017

Asbest vervuild straalgrit van Eurogrit mogelijk gebruikt in zeker 140 Nederlandse straalbedrijven

Zeker 140 Nederlandse straalbedrijven – waaronder Venko, Shell, Tata Steel, Mourik en Bilfinger – hebben vermoedelijk met asbest vervuild straalgrit van Eurogrit gewerkt. De medewerkers van die bedrijven zijn veelal onbeschermd met het mogelijk vervuilde grit in aanraking gekomen, waardoor er door hen asbestvezels ingeademd zouden kunnen zijn. De fabriek van Eurogrit is afgelopen dinsdag stilgelegd. Het bedrijf heeft de geleverde producten teruggeroepen en haar afnemers geïnformeerd.

 

Onderzoek naar asbest in straalgrit

Een week eerder werd ontdekt dat er asbest in het straalgrit van Eurogrit zat. De Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Inspectie Leefomgeving en Transport zijn inmiddels gestart met een uitgebreid onderzoek.

Actualiteitenprogramma EenVandaag rapporteerde op 11 oktober jl. over dit onderwerp. Bekijk hieronder het fragment:

Oproep voor bedrijven

De Inspectie SZW roept bedrijven die het straalmiddel hebben gebruikt of hebben opgeslagen op het volgende te doen:

  1. Alle straalwerkzaamheden met het product Eurogrit moeten direct gestopt worden als dit nog niet is gebeurd.
  2. Alle 140 bedrijven die mogelijk met het product Eurogrit hebben gewerkt hebben een brief van de Inspectie SZW ontvangen. Hierin wordt gevraagd om binnen 2 werkdagen alle werklocaties door te geven waar met het product gewerkt is.
  3. De bedrijven moeten mogelijke plekken van blootstelling én mogelijk blootgestelde werknemers in kaart  brengen. Dat geldt niet alleen voor werknemers van straalbedrijven, maar ook voor werknemers van de bedrijven waar gestraald is.
  4. De arbeidsplaats en/of het mogelijke verspreidingsgebied moet gezien worden als een locatie waar asbest daadwerkelijk aanwezig is of is vrijgekomen. Dit tot het tegendeel is aangetoond.
  5. Het verspreidingsgebied moet dan worden afgezet en/of de ruimte waarbinnen met het grit is gewerkt moet worden afgeschermd/afgesloten onder de vermelding dat daar gevaar voor blootstelling aan asbest aanwezig is.
  6. Conform artikel 4.54a Arbeidsomstandighedenbesluit moet vervolgens worden overgegaan tot het inventariseren van de vermeende besmetting (aard en omvang bepalen) en moet de risicoklasse worden bepaald.
  7. Voor zover uit de inventarisatie blijkt dat asbest is aangetroffen, moet men dit asbest conform de regelgeving (conform de risicoklasse) laten verwijderen. Zo nodig – op basis van het inventarisatierapport –  door een gecertificeerd asbestsaneringsbedrijf.
  8. Straalmiddel verontreinigd met asbest  is een afvalstof geworden.
  9. Als werkgever dient u uw verantwoordelijkheid te nemen om uw werknemers zorgvuldig te informeren over wat er gevonden is en indien nodig nazorg verlenen. Uw bedrijfsarts kan u verder informeren.
  10. De Inspectie SZW heeft opdracht gegeven om een onafhankelijk onderzoek uit te voeren naar blootstellingsrisico’s voor werknemers in verschillende scenario’s. De resultaten van dit onderzoek zullen openbaar worden gemaakt.
  11. Als werknemers zijn blootgesteld aan asbest dan moet dit opgenomen worden in het personeelsdossier van de betreffende werknemers.

Gewerkt met het straalgrit?

Bent u tijdens uw werk langdurig en onbeschermd blootgesteld aan de materialen van Eurogrit? Meldt u zich dan aan voor de nieuwsbrief van MannaertsAppels Letselschade over dit dossier. Hiervoor stuurt u een (leeg) mailbericht  naar letselschade@mannaertsappels.nl met het onderwerp “Aanmelding nieuwsbrief dossier Eurogrit”. Wij houden u dan vrijblijvend op de hoogte over de juridische ontwikkelingen in deze zaak.

Natuurlijk kunt u ook vrijblijvend contact opnemen met Stijn Kerkhof of één van onze andere letselschade advocaten.

geschreven door Rob van der Steen
geschreven op 4 oktober 2017

Bijtincident: hondenbezitter moet € 372.553,00 schadevergoeding betalen aan slachtoffer

Rechtbank Rotterdam heeft vorige week een hondenbezitter veroordeeld tot betaling van een bedrag van ruim € 372.553,00. Het slachtoffer werd in haar arm gebeten in de woning van het baasje. Pas nadat de hond door het baasje met een mes werd verwond liet de hond de arm los. Het slachtoffer liep ernstig blijvend armletsel op en kreeg last van psychische klachten door het trauma. Ze raakte hierdoor arbeidsongeschikt.

letselschade vergoeding bijtincident hond

Eerder kreeg de hondenbezitter voor ditzelfde bijtincident een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd van de politierechter. Hij zou kort gezegd onvoldoende zorg hebben gedragen om de schade te voorkomen, waardoor de gevolgen voor het slachtoffer ernstig waren (artikel 425 lid 2 en artikel 308 van het Wetboek van Strafrecht).

 

Opmerkelijk: geen verweer

De advocaat van de hondenbezitter voerde tijdens de civiele rechtzaak geen verweer tegen de door het slachtoffer opgevoerde schadeposten. Het slachtoffer vorderde bij de rechter bijvoorbeeld een bedrag van € 144.642,00 voor huishoudelijke hulp en een bedrag van € 158.451,00 voor gemiste (toekomstige) inkomsten tot aan haar pensioengerechtigde leeftijd van 71 jaar. Omdat de schade door de advocaat van de hondenbezitter niet werd betwist, heeft de rechtbank die vorderingen geheel toegewezen.

 

Aansprakelijkheidsverzekering schade huisdier

Als bezitter van een huisdier bent u in beginsel aansprakelijk voor de schade die het dier aanricht. Dat wordt bepaald in artikel 6:179 van het Burgerlijk Wetboek. De meeste aansprakelijkheidsverzekeringen bieden dekking tegen dergelijke schade. De hondenbezitter uit voornoemd voorbeeld had zo’n verzekering waarschijnlijk niet afgesloten. Deze uitspraak zal mogelijk dus zijn faillissement kunnen betekenen. Controleer daarom goed of uw hond, paard of kat is meeverzekerd onder de aansprakelijkheidsverzekering. Daarmee kunt u een hoop ellende voorkomen.

 

Meer weten?

Wilt u meer weten over de aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door dieren? Stuur ons dan gerust een bericht via ons contactformulier. Op werkdagen krijgt u binnen 24 uur gratis en vrijblijvend een antwoord van één van onze letselschade advocaten.

Uitspraak: Rechtbank Rotterdam 27 september 2017, ECLI:NL:RBROT:2017:7453.

geschreven door Rob van der Steen
geschreven op 22 september 2017

Radar-uitzending: Dubbel slachtoffer van letselschade

Slachtoffers die gewond zijn geraakt door een verkeers- of bedrijfsongeval (of een medische fout) moeten belasting betalen over de schadevergoeding die zij van de verzekeraar hebben ontvangen. Niet alleen wordt over die schadevergoeding vermogensbelasting geheven, maar ook kunnen zij het recht op allerlei toeslagen (zoals huur- en zorgtoeslag) verliezen. Daarnaast kunnen letselschadeslachtoffers na ontvangst van een schadevergoeding worden gekort op de bijstandsuitkering, of kan het recht op deze uitkering geheel komen te vervallen. Letselschadeslachtoffers kunnen hierdoor dubbel slachtoffer zijn. De schadevergoeding die zij ontvingen, was immers bedoeld om leed en toekomstschade te compenseren en was niet bedoeld voor de fiscus. Consumentenprogramma Radar besteedde aan deze problematiek aandacht in haar uitzending van 10 april 2017.

 

Fiscale vrijstelling (?)

Momenteel pleiten verschillende belangenorganisaties voor een fiscale vrijstelling van letselschadevergoedingen. Het is afwachten óf, en zo ja wanneer, de belastingheffingen op deze schadevergoedingen worden afgeschaft. De politiek is wat dat betreft aan zet.

 

Tips

Ondertussen geven wij slachtoffers die op dit moment in een letselschadeprocedure verwikkeld zijn en met dit probleem te maken krijgen de volgende tips:

  1. Onderzoek vóórdat u een definitief voorstel tot schade-uitkering van een verzekeraar accepteert, welke fiscale gevolgen dit voor u zal hebben. Vervallen hierdoor uw toeslagen? Verandert de eigen bijdrage van uw persoonsgebonden budget (pgb)? Raakt u hierdoor uw bijstandsuitkering kwijt? Hoeveel vermogensrendementsheffing gaat een letselschade uitkering u jaarlijks kosten?
  1. Bespreek de fiscale consequenties met de aansprakelijke verzekeraar. Het wegvallen van bijvoorbeeld huurtoeslag of een bijstandsuitkering betekent dat u extra schade lijdt. Deze schadeposten zullen in de regel door de verzekeraar moeten worden vergoed. Veel verzekeraars kaarten deze problematiek niet vanzelf aan. Een vergoeding voor deze schadecomponenten dient zelf bij de verzekeraar te worden geclaimd.
  1. Indien er grote onzekerheid bestaat over het behoud van uw uitkeringen en toeslagen bij acceptatie van een schadevergoeding, dan kunt u er altijd voor kiezen om uw letselschadezaak vooralsnog niet definitief af te wikkelen. U kijkt dan periodiek met de verzekeraar naar de daadwerkelijk geleden schade, inclusief de vermogensbelasting die u in die periode heeft afdragen en toeslagen die u bent misgelopen.
  1. Schakel een letselschade advocaat in die u bij de schaderegeling begeleidt. Zeker als uw (toekomstig) financieel belang groot is, en u de fiscale gevolgen van acceptatie van een schadevergoeding niet kunt overzien, kan die hulp onmisbaar zijn. In de meeste gevallen is inschakeling van een letselschade advocaat bovendien geheel kosteloos voor slachtoffers. Advocaatkosten zijn namelijk te verhalen op de aansprakelijke verzekeraar.

In het verleden hiervoor niet gewaarschuwd?

Bent u in het verleden slachtoffer geworden van letselschade en bent u door uw professionele belangenbehartiger (bijvoorbeeld een rechtsbijstandsverzekeraar of letselschadespecialist) destijds niet gewaarschuwd voor eventuele belastingschade of het wegvallen van toeslagen in de toekomst? Dan is uw schade in sommige gevallen mogelijk alsnog te verhalen.

 

Meer informatie

Als u meer wilt weten over belastingschade na een letselschadevergoeding of hieraan gerelateerde problemen, dan kunt u vrijblijvend contact opnemen met Stijn Kerkhof of één van onze andere letselschadeadvocaten.

geschreven door Rob van der Steen
geschreven op

Onveilige trampolines uit de verkoop

Een trampoline in de achtertuin is voor veel gezinnen tegenwoordig gemeengoed. Het is dé plek voor kinderen om plezier te maken, te spelen en hun energie kwijt te kunnen. Tegelijkertijd is het daarmee voor leveranciers en winkeliers een aantrekkelijk product om op te nemen in het assortiment. De keerzijde van de medaille is dat er jaarlijks in Nederland ruim 400 mensen – vaak kinderen – de spoedeisende hulp van een ziekenhuis bezoeken, door een val van een trampoline. In ruim de helft van de gevallen gaat het om fracturen.

 

EUROPESE VEILIGHEIDSEISEN

Om letsel te voorkomen moeten speelgoedtrampolines voor privégebruik sinds 2015 onder meer voldoen aan specifieke Europese veiligheidseisen. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) onderzocht onlangs 15 verschillende trampolines. Wat blijkt: 10 van 15 trampolines voldeden niet aan de technische veiligheidseisen. De mankementen varieerden van onvoldoende bedekking van het frame door een beschermkussen tot een te laag veiligheidsnet en het loskomen van onderdelen en de aanwezigheid van scherpe randen en punten. Bij alle 15 trampolines ontbraken daarnaast de vereiste CE-markering en waarschuwingen op de trampoline of waren er geen onderhoud- en montage-instructies aanwezig.

 

GEVOLG

Het NVWA heeft op 20 april jl. bekend gemaakt dat de 15 door haar onderzochte trampolines in ieder geval niet meer verkocht mogen worden. Het gaat onder meer om trampolines van Avyna uit Rijen, Etan uit Boxtel en Van Cranenbroek met winkels in Dongen, Budel en Schijndel.

 

GEDUPEERD?

Heeft u recentelijk een onveilige trampoline gekocht, dan kunt u de leverancier of verkoper daarop aanspreken. Eventuele letselschade is daarnaast mogelijk te verhalen als vast komt te staan dat de trampoline niet voldeed aan de veiligheidseisen. Het niet voldoen aan essentiële veiligheidseisen brengt namelijk mee dat bij letsel eerder wordt aangenomen dat een ongeval daardoor veroorzaakt is.

 

MEER INFORMATIE?

Indien u als consument of professionele partij wilt weten wat in deze kwestie uw rechten en plichten zijn, neemt u dan contact op met één van onze advocaten van de sectie Aansprakelijkheid, Schade en Verzekering.

 

Tips over letselschade

Heeft u letsel opgelopen door een val van een trampoline of op een andere manier? Bekijk hier onze tips als u te maken heeft met letselschade.

geschreven door Madelon Beljaars
geschreven op 14 juli 2017

Kermisongevallen, wie is daarvoor aansprakelijk?

Kermisongevallen beheersen het nieuws in de week van de Tilburgse kermis. De vraag dient zich aan wie aansprakelijk kan worden gehouden voor de schade die als gevolg van zo’n ongeval ontstaat?

Nieuws

“Kind bekneld onder Tilburgse kermisattractie en raakt zwaargewond”

Deze krantenkop gaat over een kindje van drie jaar dat in de kermisattractie ‘Die fantastische Reise’ op de Tilburgse kermis klem is komen te zitten onder een karretje en daardoor ernstig gewond raakte aan zijn arm.

“Ramp-attractie blijft rest van de Tilburgse Kermis dicht na waarschuwing fabrikant”

Deze krantenkop heeft betrekking op de attractie ‘fire ball’ waarmee deze week in Ohio een dodelijk ongeval gebeurde, doordat een arm van de attractie afbrak. Een dergelijke attractie staat ook opgesteld op de Tilburgse kermis, maar is inmiddels gesloten in afwachting van het onderzoek naar hoe het ongeval heeft kunnen gebeuren.

Veiligheidsvoorschriften kermisattractie

Kermisattracties worden steeds mooier en spectaculairder. Maar hoe zit het met de veiligheid?

Vooropstaat dat een kermisattractie geen gevaar mag opleveren voor de gebruikers ervan. In het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen is daarom onder andere geregeld dat:

• de attracties goed onderhouden moeten worden;

• de attracties met regelmaat gekeurd moeten worden;

• de attracties aan bepaalde veiligheidsvoorwaarden moeten voldoen;

• waarschuwingsborden en instructies van personeel moeten wijzen op mogelijke gevaren (bepaalde lengte, niet geschikt voor zwangere vrouwen of hartpatiënten etc.);

• de attractie alleen in werking mag zijn als het geen gevaar oplevert voor de veiligheid en de gezondheid van de bezoekers;

• impulsief gebruik en gedrag van kinderen ingecalculeerd moet zijn.

Wie is er aansprakelijk bij letselschade na een ongeval met een kermisattractie?

Op grond van artikel 6:173 BW is de kermisexploitant die een kermisattractie bezit aansprakelijk voor schade door een gebrek aan de attractie.

Is de kermisexploitant geen eigenaar van de attractie, maar huurt hij deze van een ander, kan hij toch worden aangesproken. In de wet wordt de aansprakelijkheid namelijk ‘doorgeschoven’ naar de bedrijfsmatig gebruiker van de attractie (artikel 6:181 BW).

Een andere mogelijkheid is nog om de producent van de attractie aan te spreken op grond van productaansprakelijkheid (artikel 6:185 BW). Dat kan echter alleen als een gebrek al bij levering (in het verkeer brengen) bestond. Dat is vaak heel lastig te bewijzen. Zeker bij een attractie als de ‘fire ball’ die reeds gebouwd en geleverd is in 1998 en al die jaren goed heeft gefunctioneerd.

Wanneer is er sprake van een gebrek aan de attractie?

Van een gebrek is sprake wanneer niet voldaan is aan de aan de attractie te stellen eisen, zodanig dat er geen veilig gebruik van de attractie kan worden gemaakt. Die aan de attractie te stellen eisen zien onder andere op de deugdelijkheid van het materiaal, het onderhoud van de attractie, maar bijvoorbeeld ook op het naleven van veiligheidsvoorschriften. Een kermisattractie kan namelijk ook gebrekkig zijn wanneer bijvoorbeeld een beschermbeugel ontbreekt of deze niet goed is aangedrukt, waardoor er te veel ruimte bestaat tussen de persoon en de beugel.

Voor de aansprakelijkheidsvraag is het steeds van belang te weten wat er precies is gebeurd. Die informatie is ook zeer van belang om ongevallen als deze in de toekomst te voorkomen zodat eenieder van de spectaculaire attracties op alle kermissen kan blijven genieten!

Meer weten?
Wilt u meer weten over aansprakelijkheid voor kermisongevallen of heeft u andere vragen over aansprakelijkheid of letselschade, neem dan contact op met Madelon Beljaars of één van de andere letselschadespecialisten van ons kantoor.